vrijdag 18 januari 2008

Vrede, geen wapenstilstand

"Polarisatie", "haatzaaierij" en "islamofobie": deze termen vormen niets anders dan een retorische truc om het debat uit de weg te gaan en toch de agenda te bepalen.

De film over de Koran die debuterend regisseur Geert Wilders binnenkort in première laat gaan lijkt te ontaarden in een cultus die die van The Blair Witch Project verregaand overstijgt. Hoe is het toch mogelijk dat het hele land in rep en roer is over een amateuristische YouTube-rolprent van tien minuten, die waarschijnlijk zeven "hits" in een half jaar zou hebben gekregen als ik hem had gemaakt, en niet de controversiële PVV-voorman?

Het moet mij allereerst van het hart: ik vind Wilders een weinig inhoudelijke, oppervlakkige politicus die middels een steevaste exercitie in incidentenpolitiek het beeld van hemzelf als een Calimero tegen de grote boze gevestigde orde weet te versterken. Hij is geen groot redenaar en ook geen intellectueel. Op de website van de PVV zijn uitgebreide manifesten te vinden van de hand van Bart Jan Spruyt (die later in onmin de partij verliet), maar van al die diepgaande beschouwingen over de politiek in een vrije samenleving zien we heden ten dage weinig meer terug.

Nee, deze man is geen fascist, en voor een herhaling van '40-'45 ben ik dan ook niet bang. Maar hij kan desondanks nog niet in de schaduw staan van wijlen Pim Fortuyn, die veel welbespraakter en gefundeerder zijn standpunten uit de doeken deed, alsmede zich veel nadrukkelijker bereid toonde tot politieke compromissen. Ik ben, om het enigszins bot uit te drukken, niet van plan om mijn stem te verlenen aan een partij die straks met vijfentwintig zetels langs de zijlijn staat omdat de formatiebesprekingen op niets uit bleven lopen.

Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de evenmin politiek begaafde tegenstanders van Wilders in regering en Tweede Kamer maar niet lijken te leren van hun fouten tijdens de periode-Fortuyn. In deze tijden van politieke onrust blijven zij maar op de bres springen voor de maatschappelijke vrede, die echter nooit eeuwig bewaard kan blijven met de problemen die onderhuids broeien. Zolang zij blijven trachten het deksel op de pan te houden, zijn ze zelf meer dan wie dan ook schuldig aan de vermeende polarisatie, islamofobie en haatzaaierij die ontstaat in het gat op rechts.

Ik had graag ooit een interview gezien van langer dan twintig seconden waarin Wilders rustig aan het publiek uitlegt waarom hij zijn opmerking dat de Koran een fascistisch boek is -- die niet geheel uit de lucht is gegrepen -- maakte (en eigenlijk ook waarom het inderdaad "knettergek" is om van een "joods-christelijk-islamitische traditie" te spreken). Ik vrees dat ik ook wat betreft zijn binnenkort te verschijnen film van een koude kermis zal thuiskomen; Wilders zal de inhoud vermoedelijk ondergeschikt maken aan het beoogde politieke gewin, te behalen uit de felle reacties van zijn tegenstanders.

Maar ondanks het feit dat geen mens iets weet over de daadwerkelijke inhoud, zijn de reacties in politiek en media niet mis, en deze zeggen iets over hoe het is gesteld met de vrijheid van meningsuiting in Nederland. Wanneer we de talloze officiële crisisscenario's naar aanleiding van de rolprent buiten beschouwing laten -- het is nu eenmaal de taak van de overheid om bedreigingen voor de nationale veiligheid serieus te nemen -- blijft alsnog een groot aantal ferme uitspraken in de media overeind staan.

Premiér Jan-Peter Balkenende verklaarde vrijdag in EénVandaag: "Als premier moet ik staan voor de vrijheden in dit land. Maar ik heb ook te maken met verdraagzaamheid, tolerantie en verantwoordelijkheid. Het is aan Wilders om te kijken wat hij daarmee doet." De Volkskrant voegde daaraan in zijn eigen bewoordingen toe: "Een film op voorhand verbieden, kan niet." Dat moest er inderdaad nog eens bijkomen. De krant schrijft verder: "Tijdens zijn wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad waarschuwde hij dat in de discussie over de Koranfilm van Geert Wilders geen levensovertuigingen en bevolkingsgroepen nodeloos mogen worden gekwetst. 'Daartegen zullen wij ons als kabinet altijd verzetten', zei Balkenende vrijdag na afloop van de ministerraad."

Eerder verklaarde minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin reeds, in de woorden van de Volkskrant, "dat het Wilders vrij staat om zijn mening te uiten, maar dat mensen ook een verantwoordelijkheid hebben voor de samenleving in het geheel. 'Bedenk wel wat de repercussies kunnen zijn', zo heeft hij het Kamerlid voorgehouden." Het misplaatste voorbehoud, tegenwoordig immer aanwezig bij referenties aan de vrijheid van meningsuiting, heeft ook in het kabinet-Balkenende-IV een trouwe bondgenoot gevonden.

Dit soort uitspraken krijgt een warm onthaal in de publieke opinie. De Leidse islamoloog Pieter Sjoerd van Koningsveld verklaarde woensdag jongstleden in de gratis krant DAG: "Wilders strafrechtelijk vervolgen voor zijn film is de enige manier om in het buitenland duidelijk te maken dat Wilders zijn opvattingen niet die van de Nederlandse overheid zijn." Het valt niet te hopen dat deze opmerking op zijn beurt weer navolging gaat krijgen in de politieke besluitvorming in Den Haag.

"De vergelijking van de Koran met Mein Kampf is een extreme belediging," aldus wolf in schaapskleren Tariq Ramadan in hetzelfde artikel. Men vraagt zich af waarom het betreffende werk van Adolf Hitler dan ongeveer het meestgelezen boek is in de moslimwereld, naast de Koran en de Protocollen van de Wijzen van Zion. Maar goed. Ramadan vervolgt: "Het enige doel dat Wilders daarmee heeft, is een woedende reactie te ontketenen en daarmee weer media-aandacht."

Anderen bevestigen dat de reacties vermoedelijk heftig zullen zijn. Maurits Berger van Instituut Clingendael voorziet "grote spanningen in de moslimwereld," aldus hetzelfde artikel. Of deze van eenzelfde aard zullen worden als de zogeheten cartoonrellen? "Dat is moeilijk te voorspellen," verklaart de Deense islamoloog Lars Erslev Andersen. "[De] Deense regering nam niet snel genoeg afstand van de cartoons." Die opvatting hangen ook de overige ondervraagden in het stuk aan. Ramadan heeft het volgende advies voor onze overheid: "Precies dat [doen] wat de Deense overheid niet deed, namelijk meteen afstand nemen van de cartoons." Volgens Van Koningsveld was dat "de grote fout die de Deense regering maakte."

Dat Tariq Ramadan een onruststoker is met een verborgen agenda was al langer duidelijk. Dat zijn autochtone collega's in Europa op vergelijkbare wijze de vrijheid van meningsuiting in de uitverkoop doen, is des te verontrustender. Maar dat de media hun mededelingen zonder tegenwicht doorspelen aan het grote publiek, is ronduit weerzinwekkend. Men zou verwachten dat juist kranten een belang hebben bij de wetenschap dat zij kunnen schrijven wat ze willen, zonder dat zij bang hoeven te zijn voor strafvervolging, maar kennelijk komt die gedachte niet op in de hoofden van 's lands redacteuren.

Nergens is de berichtgeving zo kritiekloos als bij de -- vermoedelijk niet toevallig -- staatsgefinancierde NOS. In het slot van haar korte artikel over Balkenende's woorden schreef zij: "Balkenende wees op onze traditie van vrijheid van meningsuiting, waarbij respectvol met elkaar wordt omgegaan." Of die zin nu de opinie van onze premiér of die van de NOS reflecteert (vermoedelijk beide), ze blijft een lege huls; vrijheid van meningsuiting en het zogenaamde "respect" staan soms op gespannen voet met elkaar, maar dat hoort nu eenmaal thuis in een land waar de grondwet bepaalt dat iedereen mag zeggen wat hij wil. Maar de pleitbezorgers voor "tolerantie" willen niet meer "tolerantie", ze willen dat mensen niet langer dingen zeggen waaraan anderen aanstoot kunnen nemen. Men zou het op zijn best "beleefdheid" kunnen noemen.

"Tolerant noemen we iemand die iets toestaat waar hij een bloedhekel aan heeft en die dat doet uit liefde of respect," aldus Andreas Kinneging (alleen voor abonnees). Het is dus tolerant van iemand wanneer deze een ander zijn vrijheid van meningsuiting laat beoefenen en niet oproept tot censuur, ook al zinnen diens ideeën de rest van de gemeenschap geenszins. Klinkt het bekend in de oren? Balkenende's herhaaldelijke pleidooien voor "verdraagzaamheid, tolerantie en verantwoordelijkheid" -- die eerste twee woorden betekenen overigens exact hetzelfde -- snijden geen hout, en impliceren in feite niets anders dan intolerantie van staatswege.

Hoe hebben de drie grote partijen in Nederland -- en het gros van het intellectuele establishment -- zich laten verleiden tot de dubbele moraal die zij momenteel hanteren met betrekking tot religiekritiek? Immers, de katholieken en protestanten hebben sinds de sociale revolutie van de jaren zestig evengoed hele lawines aan kritiek en spot over zich heen gekregen. Kennelijk was al die tijd het aanzien van christenen hoger dan dat van de Nederlandse moslims momenteel, want op veel politieke bescherming uit angst voor repercussies hebben zij niet kunnen rekenen. Er bestaat geen andere verklaring dan dat de Nederlandse elite zich heeft laten gijzelen door de dreiging met geweld -- in binnen- én buitenland -- door radicale moslims.

Zoals zo vaak zijn rampzalige ideeën die van bovenaf zijn doorgesijpeld naar de samenleving de oorzaak van situaties die in eerste instantie nooit waren voorzien. Het cultuurrelativisme beweert -- pakweg vanaf de jaren zestig -- dat alle oordelen over andere culturen tijd-, plaats- en ook weer cultuurgebonden zijn, en derhalve altijd subjectief. Kortom, wij mogen geen waardeoordeel vellen over de ons omringende culturen. Die waarneming spreekt zichzelf uiteraard tegen, omdat ook zijzelf weer een product is van onze tijd, plaats en cultuur, en in andere culturen dan ook schittert door afwezigheid. Geen enkele beschaving maakt zoveel omgekeerde propaganda voor zichzelf als het vrije Westen; kritische zelfreflectie komt in de islam simpelweg niet voor.

Geen cultuur vaart wel zonder etnocentrisme. Een gebrek aan gepaste trots op onze grote successen ontneemt ons tevens de ruggengraat om onze vrije samenleving te verdedigen tegen de illiberale krachten die haar bedreigen. Aangezien in het algemeen slechts weinig mensen zich laten leiden door nobele motieven, ligt het voor de hand om te constateren dat radicale moslims onze zwakte en zelftwijfel proeven, en op deze manier uitbuiten. Alan Dershowitz schreef het reeds in zijn boek Why Terrorism Works: islamitisch terrorisme boekt strategische successen, omdat deze methode de vermeende onderdrukking van de islam overal ter wereld in het Westen op de agenda heeft gezet. Sinds de eerste vliegtuigkapingen in de jaren zeventig zijn intellectuelen en politici in toenemende mate in de ban geraakt van het idee dat mensen die tot zulke daden in staat zijn wel moeten worden gedreven door extreme wanhoop.

Met andere woorden, we kunnen geen objectief oordeel vellen over de geweldzucht binnen de islamitische cultuur, maar moeten -- geheel volgens het cultuurrelativisme -- trachten deze ontwikkelingen te begrijpen. Zo is het geleidelijk aan bon ton geworden om de meest afschuwelijke misdaden begaan in naam van de islam goed te praten, en tegelijkertijd het bloedige verleden van de christelijke wereld aan te voeren als argument voor de stelling dat onze eigen beschaving helemaal zo beschaafd niet is. Maar het is van tweeën één; we kunnen misstanden uit het eigen verleden niet veroordelen terwijl het cultuurrelativisme ons verbiedt dat tevens bij misstanden binnen andere culturen ook te doen. Deze theoretische stroming is dan ook ontoereikend gebleken om een eerlijke en accurate analyse van de huidige problemen in de wereld te schetsen, laat staan om oplossingen te bieden.

Slechte ideeën laten zich echter moeilijk uitroeien. Terwijl Nederlandse bestuurders en intellectuelen nog altijd moeite hebben bovenstaande les te verwerken, spreekt de reactie van moslims op verscheidene facetten van de moderne samenleving intussen boekdelen, zeker wanneer we haar vergelijken met de gematigde reactie van de christenen op de monumentale maatschappelijke ontwikkelingen in het Westen gedurende de laatste vier decennia; christenen hebben zich niet opgetogen met bomgordels, zij hebben geen abortusklinieken opgeblazen, en ook Gerard Reve en Youp van 't Hek geen doodsbedreigingen gestuurd. Er bestaat kennelijk een dimensie binnen het islamitische geloof die wezenlijk verschilt met de christelijke religie. (Daarover hier meer van mijn hand.)

De islamitische immigranten in Nederland komen zonder uitzondering allen uit landen waar zowel een sterke religie als een autoritair werelds gezag het leven bepaalt. In ons land zijn zij in aanraking gekomen met een ongebruikelijk zachte hand der autoriteiten, en tevens met onze beschavingstwijfel en vermeend onvermogen om te oordelen over de culturen om ons heen. Aangezien moslims van kleins af aan meekrijgen dat de islam uiteindelijk de bestemming is van ieder mens op Aarde, en zij sinds het einde van Mohammeds leven niet meer in een minderheidspositie hebben verkeerd temidden van andere levensovertuigingen, zet de westerse blasfemie hun belevingswereld extreem op haar kop.

Voor sommigen onder hen is er maar één manier om het hoofd te bieden aan de moderne samenleving: teruggrijpen op de ondemocratische maar besluitvaardige resoluutheid van de religie en het seculiere gezag in het land van herkomst. En de middelen die zij aanwenden -- geweld dan wel dreigen met geweld -- blijken nog te werken ook. In plaats van dat Nederlandse politici zelfvertrouwen tentoonspreiden in hun verdediging van de kernwaarden van onze liberale democratie, blijven zij steken in vrome preken over respect en tolerantie. En de zelfbenoemde "islamologen" lopen om het hardst om de regering op te roepen zich nadrukkelijk te distantiëren van personen die tweedracht zaaien onder het volk, mochten die zich aandienen. Zelfs strafvervolging wordt genoemd als middel om ongewenste ideeën de kop in te drukken.

Het behoeft geen nader betoog dat de gang van zaken die zich hier presenteert de moslims in Nederland het gevoel geeft dat hun grieven een logisch gevolg zijn van het onverbeterlijke racisme van hun autochtone landgenoten. Omdat mensen al snel geneigd zijn oorzaken voor hun misère buiten zichzelf te zoeken, weten zij de knop die dit mechanisme in gang zet telkens weer zonder enige moeite te vinden. Wie denkt dat het problematische integratieproces gebaat is bij de herhaaldelijke mea culpa's van officiële zijde, begaat een grote fout; het ontneemt deze mensen namelijk de prikkel om de eigen verantwoordelijkheid voor hun maatschappelijke positie te erkennen. Bovendien lijkt mij het uitermate beledigend om te veronderstellen dat een hele bevolkingsgroep fungeert als kruitvat dat bij de geringste vonk explodeert, maar kennelijk is er verder niemand die een dergelijke gedachtegang beschouwt als racistisch.

Een groot deel van de Nederlanders schijnt te denken dat de spanningen tussen autochtoon en allochtoon een fenomeen zijn van ná Fortuyn en Van Gogh, dat nu door Wilders wordt opgeblazen tot grootse proporties. In dat geval zouden we de rust inderdaad kunnen laten terugkeren door de schuldigen tot paria's van de samenleving te degraderen, en hun woorden -- net als voorheen -- tot taboe. Maar een dergelijke gedachte doet geen enkel recht aan de realiteit. Ahmed Marcouch verklaarde onlangs in gratis dagblad De Pers: "Nederland denkt nieuwe fenomenen te ontdekken, maar het speelde al in de jaren tachtig. Niemand had er oog voor. In de moskee werd van alles geroepen. Van anti-semitisme tot oorlogstaal." Waarschijnlijk is er dus wat anders aan de hand, dat zich niet zo gemakkelijk de kop in laat drukken als Balkenende en Co. denken.

De huidige regering lijkt zich niet te realiseren dat haar excuses dit soort radicalisme legitimeren. De dreiging komt namelijk niet voort uit een gerechtvaardigd gevoel van onvrede, maar uit een totalitaire ideologie met fascistische trekjes en universele pretenties. Hoe meer autochtonen haar impliciet blijven goedpraten, hoe meer allochtonen haar zullen omarmen. Hoe meer wij ons bezondigen aan zelfcensuur, hoe meer zij om immer groeiende concessies zullen vragen. Zo simpel liggen de feiten.

De oproepen tot "respect" en "tolerantie" leiden niet tot duurzame vrede, maar tot tijdelijke stabiliteit. Wat ons te wachten staat nadat overmorgen de wapenstilstand ten einde komt, is de afwezigheid van geweld vandaag en morgen echt niet waard.

7 opmerkingen:

  1. Ik las het bij HVV. Een uitstekend stuk. Hulde

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Een zin in het artikel trok mijn aandacht, hij is geen intellectueel.
    En ,ook zijn tegenstanders horen politiek gezien niet thuis in dit kamp.
    Met andere woorden, Wilders is een man die bij de geestelijke middelmaat thuis hoort.
    Dat is dus bij 50 % van de bevolking.
    Die mensen zijn nuttig ,maar, hebben leiders nodig met intellectuele superior kwaliteiten.
    Aangezien uw kritiek ook op de regering slaat is daar ook ,hulp van de select few ,geen luxe.
    Dan volgt een vergelijk met Fortuyn die welbespraakt optrad, bereid tot compromissen.
    Ik heb nooit geweten dat wel bespraakt en bereid tot compromissen een kenmerk van een ware intellectueel zou zijn.
    Een man of vrouw die rechtuit z,n mening geeft is dus ongewenst.
    Er zijn momenteel veel mensen in Nederland die pretenderen te behoren bij de happy ,of unhappy few.
    Blijk van deze eigenschap word gegeven via kranten,TV,krant en internet.
    Wat mij opvalt ,ook uit uw artikel ,dat al die opgekropte kennis ,richting publiek ,niet sturend ,nee ,altijd een opsomming van het verleden is,en hoe het had moeten gebeuren.
    Een soort Beta wetenschappers die herkauwen .
    Het zou natuurlijk een zegen voor de samenleving zijn als dit groepje intellectuelen iets
    concreets zeiden, zonder hidden agenda of bereid tot compromissen.
    Tot nu toe komt het wel van Wilders.
    Die letterlijk zegt wat menig autochtoon denkt, maar door tekort aan intellect , niet durft
    te zeggen.
    Begrijpelijk als je verplichtingen heb tegenover vrouw ,evt kinderen.
    Je loopbaan ,inkomsten ,en je leven ,alles zet je op het spel.
    Dat is de logica van onze samenleving waar angst een raadgever is geworden.
    Een van de conclusies is datde net geen intellectuelen ook een eigen agenda hebben.
    Waar een goed leven ,met veel geld ,de drijfveer is ,de G mak drijfveer noem ik het.
    Een echte intellectueel weet een ding zeker ,dat is hoe weinig hij weet.
    Maar als het besef bij hem doordringt dat mensen om hem heen ,nog minder weten ,
    Dan durft hij soms ,aarzelend naar voren te komen om iets te zeggen. of te bedenken.
    Maar een ding niet ,dat is herkauwen wat in het verleden recent of langer geleden al bedacht , gezegd, of geschreven is.
    Salute voor de man die een boek wil verscheuren ,gedeeltelijk.
    Wat hij wil is de handleiding voor misdaad tegen het mensdom verscheuren.
    1 man tegen miljoenen is een letterlijk een dwaas ,of een genie.
    Ik weet het niet ,maar een ding wel, mijn respect heeft hij.
    En niet de pseudo intellectuelen waar ons landje mee vol gelopen is.

    Bas

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Je stelt dat je graag een interview met geert wilders zou zien dat langer is dan 20 seconden waarin hij rustig van alles kan uitleggen.
    Dat is er wel, we haddan zelfs een uur gekregen, maar daar is door beveiligings gezeur maar een kwartier van over gebleven. Kijk op www.spreeksteen.tv scrol in het archief aan de linkerkant naar beneden naar aflevering 4. Zie daar een poging al waren we nog niet helemaal tevreden.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. OK. Geert Wilders is een lul. Weinig intelligent, volksmenner, debatontwijker, allemaal tot je dienst. Maar we HEBBEN niets anders. Wilder is de ENIGE die op het podium durft te klimmen en brand te roepen. Al die andere (semi)-intellectuelen van hoeiboei, hevrijevolk etc. willen of durven hun nek niet uit te steken. Ik hoop dat Wilders alleen een voorhoede is, en dat zijn plaats uiteindelijk zal worden ingenomen door verstandige lieden. Tot die tijd heeft hij mijn onvoorwaardelijke steun.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Beste Mark,

    Net als andere lezers val ook ik (in charme) over de zin "Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de evenmin politiek begaafde tegenstanders van Wilders in regering en Tweede Kamer maar niet lijken te leren van hun fouten tijdens de periode-Fortuyn."

    Blij dar er herkent wordt dat Wilders nog profeet nog intellectueel is maar vooral blij omdat erkent wordt dan zijn tegenstanders geen haar beter zijn, ze zijn alleen "omgekeerd evenredig"

    en daar ligt nu het probleem, net als dat radicale moslims gevoed worden door hun persoonlijke perspectief en vertolking van de Koran, zo worden Bos, Balkenende en Rouvoets gevoed door hun peroonlijke perspectief en vertolking van dat dat andere "heilige boek" en met HUN persoonlijke perspectief en vertolking trekken zij ten strijde als "alwetende wijze heren die de onwetende burger tegen zichzelf in bescherming MOETEN nemen"

    Mijn persoonlijke mening is dat Balkenende maar eens af moet reizen naar een Mosilim land om daar te midden van de brandende Nederlandse en Deense vlaggen en het brandende portret van de de Paus in een open toespraak uit moet leggen wat verdraagzaamheid ( en inderdaad het zelfde betekenende tolerantie) dan wel betekent.

    Dan mag hij daarna weer in in Nederland komen spreken over hoe hij voor nederland en normen en waarden op de bres gesprongen is.

    Persoonlijk ben ik geen voorstander van Wilders en even min van verdonk, maar wat er aan de andere kant van het bureau zit is ook niets...
    Dan vind ik in ieder geval verdonk nog een politicus die in elk geval haar best doet om ruggegraat te tonen dat kan ik van geen enkele andere politicus in Nederland zeggen, behalve ....helaas...van Wilders, ondanks de aanvallen op zijn persoon en zijn uitspraken waait hij niet met alle winden mee en houd hij voet bij stuk.

    Verder vind ik het een fantastisch stuk, Chapeau!

    Obi
    obisoordeel.punt.nl

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Giving without reserve

    It is with reticence that I write this. I do not wish to place myself on the moral high ground, or to sermonise anyone. This chapter tries to show the truth and importance of dreaming of our Holy Prophet Muhammad (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet). These words seek to confirm that ours is a Prophet of Mercy, a Witness, and a Bearer of Good Tidings. It also aims to portray the consequence of da’waat in the Masjid al-Haram. It is moreover meant as a method of encouragement for our children to some day continue with the Prophetic Tradition of raising an orphan for the sake of Allah, The One of Unbounded Grace. So that they may by this means know that there is more to life than just prayer and fasting. And that they should give of themselves unreservedly. That they might through it also, temper their adhkaar with compassion.

    We were asleep at the Mashrabiyya Hotel in Khalid bin Walid Street in Shubayka, Makkah al-Mukarramah when, by the Mercy of Allah, I had the most beautiful dream. I saw myself standing in the holy presence of our Truthful Prophet Muhammad (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet). The appearance of the Holy Messenger of Allah matched scriptural records.
    Our Prophet (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) was spotlessly dressed in white robes and a white turban. I stared aghast. Our Prophet (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) stood about two metres away and faced me directly. Someone so unimaginably holy, so indescribably handsome, one will not come across. I do not have the words with which to suitably portray this most wonderful man, the Seal of the Prophets (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet).
    I reached for my turban, embarrassed for not wearing it.
    “Leave it,” I said to myself. “You are in the Company of the Prize of creation.”
    Brilliance shone from our Guided Prophet (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet). Our Prophet (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) smiled at me. The smile radiated light. I stood alert, too humbled to speak. I wished that the dream would last forever. The heavenly smile lasted between ten and fifteen minutes, it felt like.

    Alhamdu-lillaah. I had never considered myself deserving of such an enormous honour. This was a spiritual experience of the first magnitude. “What does that smile mean?” I asked myself over and over again. I stared at the House of Allah for extended periods, contemplating its meaning.

    Deep in thought, I barely noticed the usually persuasive central-African women selling bird-seed as I walked back and forth from the Masjid al-Haram. I was hardly aware of the Turkish female who was dealing in steel daggers at the side of the street. Two men eagerly collecting on behalf of Bosnian refugees also failed to draw my attention. I half-heard a Pakistani lad calling out the price of bottled perfume to prospective customers alongside the road. Malaysian girls trading informally with scarves only just caught my eye. Part of the street had been freshly tarred.

    “Unless you receive the sort of treatment that a host bestows on a guest, don’t ever think that, because you have performed the ziyaarah of the Bait-ullaah, you’ve been the guest of Allah,” my father had once counselled me.
    A similar comment from my uncle, Haji Suleiman, I had further recollected. He had said to me: “Die persoon was Makkah toe – vra vir hom wat het hy gekry.” This rendered into English, says: “The person has been to Mecca – ask him what he had received [there].”
    I considered his observation a bit harsh then, but the force of his remark was now bearing home on me. He knew what he was talking about. For “’Ammie Haji” it had happened very quickly. Aged twenty-five on his first Haj in 1949, Haji Suleiman had landed inside the Holy Ka’aba when someone lifted him head-high and tossed him over the 2.25 metre high threshold of the Bait-ullaah. “Did you not get hurt?” I inquired further. “No!” he responded excitedly. “I was young and fit, and had landed on my feet,” he continued proudly. Once over the doorsill, he did not have too far to fall, as the inside floor was 2.2 metres above the ground.
    ’Ammie Haji performed two cycles of discretionary salawaat once inside. Till his dying day, he wondered who had done him the good turn.

    Every Muslim who had walked on the holy soil had the potential for such an experience, I realised. Such incidents might have been more prevalent than was ordinarily heard of, I thought. I had for a long time suspected that at least some pilgrims who repeatedly visited the Holy Land, apart from drawing from its built-in holiness, did not preclude themselves from offerings of this nature. It would be silly to think that parallels could not be drawn with Madinah in occurrences of this kind. It would also have been reasonable to expect wondrous incidents of this nature to occur in Jerusalem, as the major Middle Eastern religions agreed on the sanctity of this, the City of the Farthest Mosque. Thinking that this sort of happening was in any way unique to myself, was ludicrous.

    Part of my da'waat in the Holy Mosque in Mecca, was to ask Allah, The One Who Makes Clear to us His signs so that we may be grateful, to Grant to ourselves the opportunity and blessings of raising an orphan for His sake.

    Having the money with which to afford to go on Haj has always been its first consideration. There were many people who had performed the Holy Pilgrimage more often than I. With regard to my parting from the Holy City, though, I had received a fascinating send-off.

    My wife and I had, over a number of years, tried to adopt a baby by applying at several local agencies, and were given all sorts of excuses which disqualified, and sometimes discouraged us. Reasons given were that we were not married according to South African law, that few babies from local Muslim parents came up for adoption, and the fact that we have children of our own. We were also faced with, what was to my mind, the worse aspect of the South African race laws. These regulations and those administering it, in this case, the social workers, prescribed that a ‘brown’ orphaned child had to be matched with ‘brown’ adoptive parents. A ‘yellow’ baby could only be placed with prospective ‘yellow’ adoptive parents, a ‘white’ orphan could not be raised by ‘black’ adoptive parents, and so on. They played dominoes with human lives. Some social workers were more ready to read the ‘race act’ than others.
    In an interview and in response to a question on whether we would mind adopting a child from a ‘lower rung’ of the colour scale, I told them that “a nice green one would do.”
    A jab to my ribs from my wife quickly halted the acid flow down the sides of my mouth. Stirring the ire of our then masters by criticising their political beliefs would not help, she meant. “When the white boss tells a joke, and regardless of its lack of humour – laugh!” she chided me later.
    Race inequalities existing at the time ensured that hundreds of black orphans went begging in more ways than one. It virtually excluded us from adopting a child. No orphans that matched our race and blood mix were on offer and they weren’t likely to easily present themselves for adoption, we were told. My wife is of Indian (as in “Indian” from India, as opposed to “American” Indian) stock and I am of (well) mixed blood.

    On the morning of Wednesday, 1st June 1994, just three days after arriving back home from Haj, we received a telephone call from Melanie Van Emmenes of the Child Welfare Society. She explained that a five-month old girl had come up for adoption. The baby had earlier undergone successful abdominal surgery and she asked whether we would adopt the child. We jumped at the chance.

    A rush of adrenaline replaced the after-effects of travel. We were rejuvenated. Capetonians usually visit local pilgrims before departure and also on their arrival back home. We excused ourselves from the few visitors and asked my mother-in-law to host them in our absence. My wife and I immediately went to the Adoption Centre in Eden Road, Claremont. We signed the necessary papers.

    Afterwards, we told our children that we were about to receive an addition to the family. We plodded through a maze of red tape in order to legalise the process. (My wife and I had to marry in court because Muslim marriages were not recognised then, believe it or not). A few days later, my wife, brother and I collected the petite infant from a foster-mother in Newfields Estate. I shall never forget the joyous feeling when I first carried the frail waif past the front door. Her name is Makkia. We named her after the great city from which we had just returned.

    Taking her into our home is one of the better things that we have done. Makkia has added a marvellous dimension to our lives. She is part of our life’s-work. I shall always be grateful to the people who had assisted us with the adoption.

    Raising an orphan means giving from the innermost recesses of one’s heart. Adoption springs from the soul of the adoptive parent. When a child is orphaned, we cry. God cries more.

    The meaning behind the glowing smile from our Trustworthy Prophet Muhammad (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) had played itself out in the most delightful way. My dream shows our Prophet’s level of awareness and highlights his profound love for orphans and how kindly he looks on raising an orphan. It demonstrates that raising an orphan is an immensity before God. In our Prophet (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) we have a beautiful pattern of conduct. Our Affectionate Prophet Muhammad (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet), also, had raised an orphan. Like a lamp that spreads light, the Messenger of Allah (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) invites to the Grace of Allah by His leave. Our Divinely-inspired Prophet is the first of the God-fearing. No person is better than him. Our Prophet Muhammad (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) is the leader of the prophets. He is without sin. Our Prophet (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) is faultless and the foremost of those who submit to the Will of Allah. An exemplar to those who worship God, our Kind-hearted Prophet Muhammad (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) is the beacon of the pious. He is an inspiration to those who are thankful to God and the leader of those who remember Allah. How should I express gratitude to the Holy Messenger of Allah (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet) for his kind intervention? I am unworthy of untying the thongs of our Prophet’s sandals.

    May Allah, The One Who Befriends the righteous, Send His Richest Peace and Blessings Upon our Holy Prophet Muhammad and On his family and companions, as much and as often as Allah Wills.

    Allah, The One Who Is Sufficient For those who put their trust in Him, Had Granted our want through the barakah of our Beloved Prophet Muhammad (May Allah Convey His Peace and Blessings upon the Holy Prophet).

    I’ve been fairly constant about wearing a turban during ’ibaadah since.

    BeantwoordenVerwijderen