dinsdag 31 maart 2009

Von der Dunk wederom ontspoord

De Volkskrantcolumnist is het nihilisme voorbij.

Thomas von der Dunk mag graag pochen met zijn superieure intellect. Aan "de rancuneuze geestelijke onderklasse die met haar ranzige blogjes scheldend over internet trekt" meldt hij maandag: "opnieuw heb ik gelijk gekre­gen." Over Israël, wel te verstaan.

Von der Dunk ziet namelijk een recente opmerking in één van zijn columns -- dat het Israëlische leger in Gaza "Palestijnse schoolkinderen afschiet alsof het de Veluwse drukjacht betreft" -- bevestigd in recente berichtgeving in de media. Niet alleen hebben de soldaten op grote schaal de mensenrechten geschonden, zo blijkt, ook hebben zij, in de woorden van Von der Dunk, "doelbewust Palestijnse burgers neergeknald." Het artikel in de Volkskrant waaraan hij deze wijsheid ontleent, wist van één dezer soldaten op te tekenen: "We moeten iedereen vermoorden die daarbinnen zit."

Zoals bijkans alle media wereldwijd, baseert de Volkskrant zich uitsluitend op de Israëlische krant Haaretz, die op 19 maart jongstleden in een artikel gewag maakte van een verslag van een introductiecollege voor aankomende Israëlische militairen. In dit verslag wordt een aantal getuigenissen beschreven van soldaten die afgelopen winter tijdens het Israëlische offensief in Gaza hebben gevochten. Haaretz' eerste onthulling uit het verslag luidt als volgt: "De getuigenissen bevatten onder andere een beschrijving van ... een incident waarbij een scherpschutter van de IDF per ongeluk een Palestijnse moeder en haar twee kinderen neerschoot [nadruk toegevoegd, MB]."

De woorden "per ongeluk" spreken direct tegen dat Israëlische troepen "doelbewust" schieten op Palestijnse burgers, laat staan dat zij getuigen van een "Veluwse drukjacht". In het vervolg van het bericht wordt nog één ander incident genoemd, waarbij een officier zijn troepen beval om een oudere Palestijnse vrouw honderd meter verderop dood te schieten (uit dit voorbeeld komt het hierboven vermelde citaat in de Volkskrant). Deze twee excessen legitimeren natuurlijk niet de kinderachtig groteske conclusie van Von der Dunk.

Om zijn woorden kracht bij te zetten, voert Von der Dunk twee Israëli's op die zijn goedkeuring niet wegdragen kunnen. De eerste is de historicus Martin van Creveld, die een academische carrière achter de rug heeft waarvan Von der Dunk alleen maar kan dromen. Van Creveld vertelde onlangs aan de Volkskrant: "Oorlog is niet alleen een bron van ellende, maar ook van vreugde." De tweede persoon die Von der Dunk aanhaalt is de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Avigdor Lieberman, "die regel­matig het verjagen van de complete Arabische bevolking bepleit." Voor Von der Dunk vormen opvattingen als deze "het nazidom in een notendop."

Nu gaf Van Creveld in zijn interview met de Volkskrant tevens aan geen problemen te zien in een Iraans kernwapen en fulmineert hij al langer tegen de Amerikaanse inval in Irak. Met het idealiseren van oorlog an sich zal het dus best meevallen. Van Creveld is een machtsrealist, die het als morele en pragmatische plicht beschouwt voor een land om zich te wapenen tegen zijn vijanden: "[Als de oorlogscultuur verloren gaat, kan een land] weerloos worden tegenover zijn vijanden. Maar ook het tegenovergestelde kan gebeuren: door het ontbreken van een oorlogscultuur kan een land juist gewelddadiger worden."

De ingedutte Nederlander mag, met Von der Dunk, genieten met volle teugen van alle goedbedoelde progressieve inspanningen om de wereldvrede te bewerkstelligen en van deze woorden dus weinig begrijpen, maar in Israël zet een dergelijke pacifistische mentaliteit helaas weinig zoden aan de dijk. De joodse staat vecht reeds sinds haar oprichting voor haar bestaan, tegen kwaadaardige regimes die haar het licht in de ogen niet gunnen.

De Islamitische Republiek Iran -- die nota bene zo'n duizend kilometer van Israël vandaan is gelegen, geen grens deelt met de joodse staat en werkelijk niets van haar te duchten heeft -- beschouwt het desondanks als één van haar voornaamste aartsvijanden. Om zijn wens om Israël van de kaart te vegen kracht bij te zetten, bouwt het thans aan een kernwapen. Daarnaast overlaadt het de islamitische moordenaars van Hezbollah en Hamas met wapens en dollars. Laatstgenoemden schieten hun raketten nog altijd dagelijks de Israëlische grens met Libanon respectievelijk Gaza over, en tijdens de Tweede Intifada kwamen meer dan duizend Israëli's om het leven als gevolg van Palestijnse zelfmoordaanslagen.

Wat bovendien maar weinigen weten, is dat momenteel slechts 75 procent van Israëls bevolking joods is en de rest overwegend Arabisch (en 16 procent islamitisch). Omdat de geboortecijfers van de verschillende etnische groepen sterk uiteenlopen, zullen de joden binnen enkele generaties niet meer dan een minderheid vormen binnen hun huidige landsgrenzen. Aangezien zich inmiddels het eerste Arabische lid van de Knesset heeft aangediend dat in Israëls kernwapen een groter gevaar ziet dan in een potentieel Iraans, laat het zich raden hoe krachtig deze ontwikkeling de democratische besluitvorming in Israël kan gaan beïnvloeden. In dit licht moet men de opmars van de rechtse Lieberman dan ook beschouwen.

Het is voor Von der Dunk gemakkelijk vuren op onbeholpen Israëlische militairen, militaire historici en politici die niet terugdeinzen voor onorthodoxe oplossingen. In zijn eigen groezelige flatje, ver weg van enig denkbaar gevaar, hoeft hij zich over zijn eigen overleven geen enkele zorgen te maken en ligt niets hem in de weg om de decadente analyses te vervaardigen waarbij zijn lezers hun vingers elke keer weer aflikken. Een dergelijke zelfgenoegzaamheid kan Israël zich helaas niet veroorloven.

In 2005 grepen Israëlische soldaten een 21-jarige Palestijnse vrouw, Wafa al-Bis, bij de kladden bij een checkpoint. Al-Bis had tijdens het koken ernstige brandwonden opgelopen, die zowat haar halve lijf bedekten, en kreeg daarvoor een hoogwaardige behandeling in een Israëlisch ziekenhuis. Ditmaal was ze onderweg naar een vervolgafspraak, maar droeg ze tevens tien kilogram explosieven met zich mee, die ze tot ontploffing zou brengen temidden van de artsen die haar behandelden. Voor wat hoort wat, zullen we maar zeggen.

Dit soort onmensen vecht niet voor een tweestatenoplossing of tegen de armoede onder de Palestijnen: hier presenteert zich het vleesgeworden nazisme, niet bij Van Creveld en Lieberman. Als we het Thomas von der Dunk echter vragen, handelde mevrouw al-Bis vermoedelijk uit "wanhoop". De term "nazisme" bewaart hij namelijk liever voor Israël. Daarmee is hij werkelijk het nihilisme voorbij, om van de schaamte nog maar te zwijgen.

zaterdag 31 januari 2009

Het rijk der paria's

Wie een publieke discussie dusdanig succesvol wil voeren dat hij zijn tegenstander overrompelt, doet er goed aan om het eigenlijke debat juist niet te voeren, maar om hem tot paria van de samenleving te verklaren.

Toen de kersverse regering-Obama vandeweek haar economische "stimuleringsplan" door het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden loodste, staken de linkse commentatoren hun afkeer van de felle Republikeinse weerstand (geen van de Republikeinse Afgevaardigden stemde vóór) niet onder stoelen of banken. Zo schreef Eugene Robinson dat het hem leek alsof "de Republikeinse fractie heeft zitten vergaderen in een geluiddichte kamer." De Republikeinen, vervolgde Robinson, "hebben het enkel aan zichzelf te danken als ... zij uiteindelijk hun baan verliezen." Nobelprijswinnaar Paul Krugman betichtte de tegenstanders van het stimulusplan ervan "niet met een goed geweten" te debatteren en noemde hun argumenten "fundamenteel frauduleus". En de Amerikaanse president zelf waarschuwde de Republikeinse Afgevaardigden: "Je kunt niet alleen maar luisteren naar [de conservatieve radiomaker] Rush Limbaugh en dingen voor elkaar krijgen."

Misschien hebben deze hoge heren het gelijk wel aan hun zijde. Maar het spreekt boekdelen dat de "job approval rating" van het Amerikaanse volk voor het Congres momenteel -- kort na aanname van het stimulusplan in het Huis -- op 27 procent staat, terwijl 63 procent van de Amerikanen diens inspanningen afkeurt. Bovendien is het typisch dat Robinson noch Krugman noch Obama met ook maar één woord rept over de elf Congresleden aan Democratische zijde die eveneens een tegenstem uitbrachten.

Argumenten zijn hier niettemin van secundair belang. Robinson en Krugman wagen zich aan een uitermate gevaarlijk spelletje: ze degraderen hun conservatieve tegenstanders tot paria's, relikwieën uit het verleden, die met name handelen vanuit een verborgen agenda en zichzelf reduceren tot een overbodige, marginale stroming binnen de Amerikaanse samenleving. Het serieus nemen van hun bezwaren is dan niet langer vereist.

Dezelfde reflex kunnen wij tevens dichter bij huis ontwaren. Kort voor de laatste Amerikaanse presidentsverkiezingen voerde Fransisco van Jole een "televisiecolumn" op in het VARA-programma De Leugen Regeert. Daarin reageert hij op het plan van omroepbaas Henk Hagoort om het rechtse publiek in Nederland meer te bedienen middels het publieke omroepbestel. Met deze "Telegraaflezers" heeft Van Jole niet veel op, zo blijkt: "De media hebben ... een Marokkanenprobleem. En dat komt omdat de Telegraaf de nieuwsagenda in Nederland bepaalt." Vervolgens maakt hij een illustratief uitstapje naar de andere kant van de Atlantische Oceaan: "In de Verenigde Staten hebben ze voor de Telegraaflezer een heel speciale zender met een hekel aan alles dat anders is. Die heet: Fox News." Het televisiefragment dat met deze laatste woorden gepaard gaat, is het beruchte interview dat de Democratische Afgevaardigde Barney Frank gaf aan Bill O'Reilly van Fox, waarin die laatste de vloer met hem aanveegde.

In Van Jole's ideale wereld komen de media pas in opstand wanneer Rita Verdonk een ministerspost krijgt, of wanneer Geert Wilders aankondigt dat hij een internetfilmpje van tien minuten over de islam gaat maken. Het nihilisme van Marokkaanse jongeren die hele wijken terroriseren acht hij niet nieuwswaardig. Feit is echter dat elke Amerikaan die het horen wilde dankzij O'Reilly (foto) kon weten hoezeer de Democratische stokpaardjes Fannie Mae en Freddie Mac hebben bijgedragen aan het ontstaan van de Amerikaanse hypotheekcrisis. Nederlandse journalisten wreven in hun handen bij het aanzien van de schandalige lastercampagne tegen Sarah Palin, maar zwegen als het graf over de Communities Reinvestment Act en Bill Ayers, zaken die lelijke smetten vormen op het blazoen van president Obama.

Het meest recente voorbeeld van dergelijke angstzaaierij betreft een artikel van Frans Smeets op Frontaal Naakt. In augustus schreef ik een repliek op een stuk van Smeets waarin hij betoogde dat de schrijvers van Het Vrije Volk een obsessie hebben met "Islam, Links en Overheid". Vijf maanden na dato moet hem nog van het hart dat mijn repliek haarfijn aangeeft "waarom HVV een bonte verzameling van volstrekte paranoïde en gefrustreerde idioten is". Hij vervolgt: "Dan, als klap op de vuurpijl, volgt er een autistisch verhaal over een eeuwige strijd tussen marxisme contra liberalisme [sic], waarbij de Good Guys van HVV natuurlijk aan de juiste kant staan." Smeets sluit zijn aanval -- althans wat mijn persoon betreft -- af met: "In Marks cultureel homogene samenleving met de juiste menselijke conditie had journalist Arnold Karstens voor een executiepeleton gestaan. Je moet maar durven om andermans menselijke conditie te willen bepalen en wie wel en niet tot een cultureel homogene samenleving hoort. Volgens mij hebben we daar in de vorige eeuw een mislukt experiment mee gehad."

De opmerking over Arnold Karskens gaat gepaard met een link naar een artikel van Mark Evers en niet van ondergetekende, maar Smeets heeft er kennelijk geen problemen mee om mij woorden in de mond te leggen en zo de suggestie te wekken dat ik persoonlijk oproep tot geweld. Bovendien ging mijn "autistische" verhaal niet over de eeuwige strijd tussen marxisme en liberalisme, maar over het feit dat deze stromingen in zekere zin twee zijden van dezelfde medaille vormen, en dat het conservatisme per definitie wars is van beide ideologieën. Ook de zinsnede "cultureel homogene samenleving met de juiste menselijke conditie" vormt een pertinente verdraaiing van mijn woorden. Lezen is blijkbaar niet Smeets' sterkste kant.

De kwalificaties voor Het Vrije Volk die de lezersreacties op het stuk opleuken zijn niet mals. Termen als "cryptofascistische en -racistische propaganda" en "domrechts" passeren de revue. Eén persoon schrijft: "[H]et gros van de schrijvers [dénkt] vooral ... intelligent en belezen te zijn, terwijl het in werkelijkheid om gefrustreerde, reactionaire schreeuwerds gaat." Ondanks deze hooghartigheid over het vermeende gebrek aan intellect bij HVV, kunnen de wat meer serieuze stukken van onder anderen Encina Navan -- deze "blijft maar doorzaggen, totdat 'ie zelf blijkbaar in slaap valt en met zijn hoofd op het knopje 'verzend' klikt," aldus Breedveld -- evenmin rekenen op de goedkeuring van de heren bij Frontaal Naakt.

Intussen strooien zij met de ene na de andere verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog. Maar degene die gewag maakt van het feit dat het fascisme, communisme en progressivisme gezamenlijke intellectuele wortels koesteren, kan rekenen op de toorn van Breedveld, die met rollende ogen mededeelt dat de discussie vooral niet wéér mag ontsporen.

Dit legertje internettijgers lijkt niet te beseffen dat zijn laag bij de grondse tactieken een hypotheek leggen op een vrij publiek debat. De pathetische pogingen om de schrijvers en lezers van Het Vrije Volk te verwijzen naar het rijk der paria's zullen niettemin averechts werken. Uiteindelijk vormen de artikelen op HVV, of deze de moeite van het lezen nu waard zijn of niet, een uiting van onvrede over wat de linksliberalen de afgelopen veertig jaar van onze samenleving hebben gemaakt. Wie deze sentimenten buiten de orde verklaart, zal de onvrede veeleer versterken dan verzwakken.

In dit licht bezien zal het mij benieuwen hoe lang de liefde voor president Obama in de Verenigde Staten stand zal houden. Zijn misprijzen van de conservatieve oppositie, alsmede zijn arrogantie en blinde vertrouwen in voorganger Franklin Delano Roosevelt, kunnen hem nog duur komen te staan.