woensdag 28 november 2007

De chantage is alweer begonnen

De Nederlandse regering lijkt te zwichten voor de morele terreur van een aantal individuen.

Niemand behalve de maker is op de hoogte van de precieze inhoud, maar toch kan Geert Wilders' aangekondigde film over de Koran reeds rekenen op een flinke dosis opschudding in ons land. Volgens Elsevier.nl zouden reeds drie ministeries "op Wilders in aan het praten zijn: Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en Justitie. Ook Tjibbe Joustra, baas bij de terreurbestrijders van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb), zou zich hebben bemoeid met de kwestie."

De Volkskrant schrijft: "Hirsch Ballin onderstreepte woensdag dat het Wilders vrij staat om zijn mening te uiten, maar dat mensen ook een verantwoordelijkheid hebben voor de samenleving. De minister wil de inhoud van de film afwachten, maar waarschuwt Wilders voor de mogelijk 'heftige reacties tegenover hemzelf en anderen'."

In een reactie noemt Wilders die mogelijke reacties "jammer, maar niet mijn probleem." Hij hoopt dat zijn film het Nederlandse volk doet inzien dat de Koran "een verschrikkelijk en fascistisch boek is dat mensen inspireert tot verschrikkelijke daden," en dat deze "à la Mein Kampf verboden moet worden." Die laatste opvatting deel ik niet. Crimineel of onaangepast gedrag moet worden bestreden, alsmede gevaarlijke ideeën, maar niet de vrijheid van meningsuiting. De wet biedt genoeg mogelijkheden om lieden die anderen aansporen tot geweld of zich zelf schuldig maken aan geweldsmisdrijven -- en zich daarbij beroepen op de Koran of Mein Kampf -- voor een bepaalde tijd achter slot en grendel te zetten.

De reacties op het nieuws over de film verdienen echter evenmin de schoonheidsprijs. Ministers Ter Horst en Hirsch Ballin zijn kennelijk zo bang voor de lange tenen van 's lands moslims dat zij bij voorbaat Wilders al laten weten dat hij er goed aan zou doen om zich koest te houden. Het staat Wilders vrij om zijn mening te uiten, máár: de PVV-voorman heeft, in de woorden van de Volkskrant, óók "een verantwoordelijkheid ... voor de samenleving." De boodschap die Hirsch Ballin daarmee afgeeft: moslims zijn een stel heetgebakerde, intolerante relschoppers. Begrijpelijk dat zij de boel afbreken bij het zien van de film.

Ik kan mij niet voorstellen dat een Turk of Marokkaan met die analyse kan instemmen, maar daarmee toon ik mij een naïeveling. "Abdelmajid Khairoun van de Nederlandse Moslim Raad betreurt de plannen van Wilders om een film over de Koran te maken," aldus de Volkskrant. Khairoun laat optekenen: "We vrezen het ergste als dit werkelijkheid wordt. Dan is op een gegeven moment het laatste woord aan de jongens op straat. En die kunnen we dan niet meer tegenhouden. Kijk maar naar Frankrijk."

Dus het feit dat een stel raddraaiers van zeventien jaar oud zich weigert te conformeren aan de democratische rechtsorde en mogelijk straks Amsterdam in lichterlaaie zal zetten in reactie op een film -- uitgezonden op een zender die bij hun thuis waarschijnlijk nog niet eens is ingeprogrammeerd op de televisie -- moet er maar toe leiden dat Wilders' recht op vrije meningsuiting wordt ingeperkt? Of is het veeleer meneer Khairoun zelf die zich mateloos ergert aan het controversiële Kamerlid, en deze Marokkaanse jongeren misbruikt in een exercitie in morele chantage van de Nederlandse samenleving? Hoe dan ook, laten we maar hopen dat zijn uitspraken niet verworden tot een self-fulfilling prophecy.

Waarom minister Verhagen een duit in het zakje moet doen, laat zich raden: hij vreest een boycot van Nederlandse producten in het Midden-Oosten, die modelregio in volle economische bloei en vooraanstaand handelspartner van ons land. Vermoedelijk verantwoordelijk voor 0,015 procent van onze totale export, maar helaas een belangrijke schakel in de aanvoer van bezine en diesel naar onze tankstations.

Voordat de apostelen van respect en tolerantie ter linkerzijde van het politieke spectrum andermaal een ode gaan brengen aan de gerechtvaardigde grieven van moslimharten overal ter wereld, nog even een paar feiten op een rij: christenen die naar Saoedi-Arabië vliegen, is het niet toegestaan een bijbel mee te nemen; in veel landen in het Midden-Oosten worden niet-moslims gedwongen op aparte wegen te rijden; de Midden-Oosterse media zijn werkelijk doordrenkt van openlijk antisemitisme van het meest vulgaire soort; en de Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad meent dat homosexualiteit een fenomeen is dat enkel voortkomt in de geperverteerde christelijke landen van het Westen, ook al knoopt zijn regime om de haverklap zelf homosexuelen publiekelijk op. (Overigens werden de uitspraken die hij hieromtrent deed tijdens zijn toespraak voor de Columbia University veelzeggend uit de officiële transcripten in Farsi geknipt.)

Niettemin moeten de Nederlandse volksvertegenwoordigers -- volgens de leiders die persoonlijk toezien op de schandelijke praktijken die hierboven zijn beschreven -- inzien dat het recht op vrije meningsuiting niet gelijkstaat aan een plicht tot beledigen, en moeten zij vooral eventuele kwetsende en discriminerende opmerkingen inslikken. De islamitische diaspora in Nederland en de rest van Europa onderschrijft die opvatting blijkbaar.

Wat de despoten in het Midden-Oosten van ons vinden, is nog niet eens zo heel belangrijk. Wat westerse moslims vinden daarentegen des te meer. Mocht Geert Wilders ongelijk hebben met zijn claim dat de Koran "een verschrikkelijk en fascistisch boek is dat mensen inspireert tot verschrikkelijke daden," dan krijgen zij bij deze de uitgelezen kans hem het tegendeel te bewijzen, door op een respectvolle en tolerante wijze met hem een vredig debat aan te gaan.

Wilders is een parlementariër die de gerechtvaardigde zorgen van heel veel Nederlanders verwoordt. Zijn woorden en daden dienen te worden beantwoord op liberale, democratische wijze, niet met paniek en chantage.

maandag 26 november 2007

Wolf in schaapskleren

De inaugerale rede van Tariq Ramadan aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit spreekt boekdelen.

Hulde voor Lucida, die de moeite nam om de lap tekst die Tariq Ramadan uitsprak bij zijn inauguratie aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit te vertalen! Ik moet bekennen dat ik de tekst nog niet eerder had gelezen, een groot gemis, naar nu blijkt. Uit het wollige en langdradige taalgebruik van deze Egyptisch-Zwitserse filosoof valt op te maken dat hij van het Westen niets minder verlangt dan dat het zijn kernwaarden compromitteert teneinde een wederzijds integratieproces tussen moslims en autochtonen mogelijk te maken.

Ramadan -- naast gasthoogleraar "burgerschap en identiteit" in Rotterdam sinds kort tevens bijzonder hoogleraar "islam" in Leiden -- ligt al langer onder vuur van rechtse analisten. Zo kreeg hij in 2003 op de Franse televisie van onder uit de zak van Nicolas Sarkozy (nu uiteraard president van Frankrijk), in reactie op zijn pleidooi voor een "moratorium" (oftewel: een tijdelijke stop!) op het stenigen van overspelige vrouwen. "Een moratorium zou betekenen dat we de toepassing van al die straffen helemaal stilleggen, zodat we een fundamenteel debat kunnen voeren," stamelde Ramadan na enig aarzelen. Immers: "Je kunt in die gemeenschap besluiten helemaal in je eentje progressief te zijn, maar dat is te gemakkelijk." Dit alles tot grote ergernis van Sarkozy.

Ondanks zijn onvermogen om onomwonden stelling te nemen ten faveure van een aantal westerse waarden, leggen Ramadans publieke optredens hem geen windeieren. Verscheidene vooraanstaande universiteiten in het Westen hebben de filosoof al opgevoerd als belangenbehartiger van een multiculturele samenleving waarin wederzijds respect, niet polarisatie, centraal staat. In dat kader belandde hij in november 2006 -- dankzij een flinke zak subsidiegeld van de gemeente Rotterdam -- bij de Erasmus Universiteit, alwaar hij de genoemde rede uitsprak.

In het televisiegesprek met Sarkozy liep Ramadan op een onbewaakt ogenblik in de val. In zijn toespraak in Rotterdam verhulde hij zijn boodschap als vanouds in wollig taalgebruik en weinig concrete retoriek. Zijn erudiete en charmante verschijning ondersteunt het gematigde imago van een geassimileerde, hooggeleerde moslim die vrede en respect predikt. Toch mag dat imago ook hier niet ongeschonden uit de strijd komen, hoewel zijn woorden daartoe wel een diepgaandere analyse vergen dan de uitspraken in het interview van 2003.

Ramadan geeft een aanvaardbare omschrijving van het probleem en zijn oorzaken. Hij begint: "Na de Tweede Wereldoorlog werd door de komst van nieuwe immigranten -- niet zelden uit voormalige koloniale gebieden -- een nieuwe dimensie aan het oude concept van pluralisme toegevoegd: we moesten ons rekenschap geven van 'vreemde' culturen en religies, en hoofdzakelijk van 'moslims'." Dat hij niet vermeldt dat dit begrip van "pluralisme" van bovenaf is opgedrongen en nooit een warm onthaal kreeg van de West-Europese burger, nemen we maar voor lief.

Hij lijkt zich te beseffen waar het toe leidde: "Mensen met een oorspronkelijk Franse, Britse of Nederlandse achtergrond nemen de wijk uit voormalige volksbuurten en vestigen zich aan de randen van de stad of elders, omdat zij zich in zulke buurten niet meer thuis voelen. ... Negatieve percepties, angsten, wantrouwen, ondermijnen het gevoel erbij te horen, en trekken, zowel letterlijk als figuurlijk, een muur op tussen de verschillende bevolkingsgroepen." De oplettende lezer merkt op dat in die laatste zin het vermeende wederzijdse aspect van het probleem reeds zijn intrede doet.

Het wordt snel duidelijk dat een eenvoudige oproep tot assimilatie van immigranten niet de zegen van Tariq Ramadan geniet: "Het volstaat simpelweg niet langer om kortaf vast te houden aan de opvatting 'dat nieuwkomers zich maar moeten aanpassen', zoals we dit binnen het discours van sommige politieke partijen te horen krijgen. We kunnen niet blijven volharden in een statisch cultureel denkpatroon en tevens volhouden dat we bereidheid moeten tonen ons democratisch stelsel van rechten en plichten zodanig te herformuleren, dat dit tegemoet komt aan de wens van immigranten hun rechten als culturele en religieuze minderheid te eerbiedigen."

De Zwitserse filosoof toont zich een groot kenner van onze democratische rechtsstaat, met zijn "algemeen aanvaarde rechtskaders, ... die door de ingezetenen geaccepteerd en gerespecteerd moeten worden." Dat klinkt op zich veelbelovend. Wat hij echter niet lijkt te beseffen is dat wat hij ons "statisch cultureel denkpatroon" noemt, in feite niets minder is dan de liberale traditie die een noodzakelijke voorwaarde vormt voor de duurzaamheid van de democratische rechtsorde.

Een liberale samenleving en een democratie zijn niet per definitie hetzelfde. De verkiezingen in de Palestijnse gebieden en Irak tonen aan dat democratie nauwelijks waarde heeft zonder liberaal burgerschap. Ondanks zijn kennelijke belezenheid legt Ramadan weinig begrip aan de dag voor de wisselwerking tussen regime en samenleving. Hij gaat in elk geval helemaal niet in op de vraag welk effect de massale instroom van illiberale immigranten, die nooit hebben geleerd hoe te functioneren in een vrije democratische samenleving, heeft op de liberale democratie en diens maatschappij.

Wel ziet Ramadan blijkbaar dat "wij" (westerlingen, naar ik aanneem) "volhouden dat we bereidheid moeten tonen ons democratisch stelsel van rechten en plichten zodanig te herformuleren" dat dit recht doet aan de religieuze en culturele gevoeligheden van moslims. Het oogt alsof hij ons hier woorden in de mond legt die veeleer hemzelf bevallen dan de westerse lezer. De laatste zal zich toch een keer achter de oren krabben alvorens op te roepen tot een herformulering van "ons democratisch stelsel van rechten en plichten" omwille van een niet-westerse allochtone minderheid.

Ramadan denkt daar niettemin anders over. Volgens hem "behoren burgers in beginsel de wet te gehoorzamen en, in de zin van rechten en plichten, door diezelfde wet als gelijke te worden behandeld." (Merk vooral de woorden "in beginsel" op; de nadruk is origineel.) Hij vervolgt: "Dit zijn in beginsel de referentiekaders, maar de heftige debatten in het laatste decennium hebben aangetoond dat ze niet toereikend zijn om de eerdergenoemde nieuwe uitdagingen te trotseren." En het wordt nóg erger. Volgens Ramadan zou het "gevaarlijk zijn te accepteren dat we, vrijwillig of niet, aan de letter van de wet moeten blijven vasthouden, terwijl in weerwil van een veranderend maatschappelijk bestel hierover in algemene termen toenemende onvrede heerst."

Hier slaat de filosoof de plank finaal mis. Wie participeert in de Nederlandse democratische rechtsorde dient zich onvoorwaardelijk te allen tijde aan de letter van de wet te conformeren. Mogelijke "onvrede" over de strikte hantering van de wet broeit niet bij de autochtone landgenoten, maar bij de vijfde colonne nieuwkomers die zich weigert te houden aan niet alleen de rechtsregels maar ook de algemeen geaccepteerde fatsoensregels in Nederland. Hun onvermogen om zich aan te passen aan onze culturele, juridische en politieke tradities schept op zichzelf inderdaad weer onvrede onder het autochtone bevolkingsdeel. Maar de oorzaken die Tariq Ramadan toekent aan de spanningen tussen autochtoon en allochtoon rammelen aan alle kanten.

Vervolgens komt ook het koloniale verleden van de westerse landen aan de orde in zijn rede. Het is zaak dat wij onze "geschiedenis en traditiegebonden waarden en normen" meer toegankelijk maken voor de immigrant, aldus Ramadan. Het laat zich raden waar deze holle redenering naar toe gaat: "We moeten ons bereid verklaren en als zodanig ook in staat zijn -- om op grond van een kritische herbezinning ten aanzien van ons koloniaal verleden -- onder ogen te willen zien wat we gekolonialiseerde volkeren aan leed hebben berokkend, die nu ook tot onze medeburgers moeten worden gerekend: durven te spreken over de beide kanten van ons verleden, zowel de licht- als ook de schaduwzijde."

Het is mij een raadsel welk leed een Marokkaan anno 2007 nog wordt berokkend als gevolg van de kolonisatie door Frankrijk, die in 1956 ten einde kwam. Als het imperialisme zich dusdanig had doorgezet dat de Marokkanen zich onze ideeën over vrijheid en democratie eigen hadden gemaakt, was het land vandaag de dag wellicht even rijk geweest als Spanje of Zuid-Korea. In plaats daarvan namen zij enkel slechte ideeën over: marxisme, kleptocratie en autocratie. Marokko is een corrupte schijndemocratie met een onderontwikkelde economie en geen enkele sociale mobiliteit.

Maar wat de oorzaken van de politieke en economische ellende in het land ook mogen zijn, de gemiddelde Marokkaan is in Nederland honderdmaal beter af dan zijn broer of neef in het land van herkomst. De opmerking van Ramadan over het koloniale verleden zal dan ook voornamelijk dienen om de Europese elite een dusdanig schuldgevoel aan te praten dat zij toegeeflijker wordt ten aanzien van de gevoeligheden van de islamitische minderheden op het continent. Deze methode zal vooral bij linkse kringen flinke successen boeken.

Dan volgt een opmerkelijke zin: "Het is belangrijk dat [immigranten] afstand doen van een vaak door hun aangehangen vorm van 'slachtofferschap' en zich niet langer laten aanspreken als 'het zwarte schaap van de familie, dat zich altijd moet verdedigen'." Hoe staat die opmerking in verhouding tot het schuldgevoel dat de filosoof de lezer hierboven aanpraat? De moslim kan Ramadans opmerking over het kolonialisme maar op één wijze opvatten: hijzelf is op de één of andere manier slachtoffer van het nare verleden van het Westen. Ramadan werkt dus actief mee aan het misplaatst gevoel van slachtofferschap onder moslims in het Westen, dat hij zegt te bestrijden.

Tot slot krijgt ook de publieke opinie nog een veeg uit de pan van Ramadan. De volgende opmerkingen verdienen een wat langer, integraal citaat: "De overheid [moet] meer zijn oor te luisteren ... leggen bij de positieve geluiden, zoals die zijn te horen bij mensen die aan de basis staan, in plaats van te kijken en luisteren naar de vertekende beelden en nieuwsberichten, zoals ze door de media (doorgaans negatief) worden gepresenteerd. Dit geconstateerd hebbende, moet men zich ook realiseren dat de sleutel tot succes, binnen die specifieke discipline, het nadenken is over een passende 'mediastrategie': ervoor zorgen dat journalisten meer betrokken raken, op basis van een beter begrip en meer accurate kennis van zaken, vanuit een verantwoordelijkheidsbesef en burgerlijke bereidheid meer te berichten en schrijven over datgene 'wat wel goed gaat'."

Ramadan vervolgt: "Professoren, docenten en studenten kunnen zich niet loszingen van de samenleving en tevens bepalen hoe deze moet worden ingericht door slechts te wijzen op zijn mislukkingen. De functie van professoren en docenten is het opstellen van normatieve kaders waarbinnen het immigratiedebat gevoerd moet worden, maar niet zich laten meeslepen door ressentimenten en angsten, opdat ze een kritische en positieve bijdrage kunnen leveren aan het werken aan en het in stand houden van de sociale cohesie. Wanneer we onderricht geven over concepten zoals 'Burgerschap' en 'Identiteit' bemerken we op een dagelijkse basis de graad van verwarring en spanning, terwijl onze universiteiten juist de ruimte moeten bieden waarbinnen het mogelijk moet zijn, diepzinnig, vrij en kritisch met elkaar de debatten aan te gaan."

Het is typisch dat juist Ramadan zelf door liefst twee Nederlandse universiteiten wordt ingehuurd om zijn gedachten over deze kwestie over te brengen aan honderden studenten. Kennelijk heeft hij geen flauw benul van de aard van de instituten waaraan hij doceert, of hij wil het doen voorkomen alsof ook deze bastions van het multiculturalisme etnocentrischer en intoleranter zijn dan goed is voor Nederland. In ieder geval is het te hopen dat zijn Nederlandse collega's weigeren mee te werken aan deze misplaatste bevuiling van het eigen nest.

Het wordt langzaamaan duidelijk waar Tariq Ramadan voor staat: politici, professoren en journalisten moeten een positievere bijdrage gaan leveren aan de sociale cohesie. Binnen de academische wereld moet het mogelijk worden "vrij en kritisch met elkaar de debatten aan te gaan," en een "mediastrategie" moet "ervoor zorgen dat journalisten meer betrokken raken." Het zijn wederom nogal holle redeneringen, die weinig recht doen aan het feit dat academie en media in Nederland de multiculturele samenleving reeds zeer gunstig gezind zijn. Janmaat, Fortuyn en Wilders kregen en krijgen al jaren de meest vreselijke verwensingen naar hun hoofd gesmeten uit zowel academische als journalistieke hoek (om over hun politieke opponenten en alle nonsensrapporten van linkse NGO's nog maar te zwijgen), maar Ramadan ziet alleen een complot tegen moslims.

Bovendien blijft het onduidelijk wie de "mediastrategie" moet gaan aanzwengelen. Men krijgt de indruk dat Ramadan van mening is dat de overheid degene is die -- onder het motto "het recht op vrije meningsuiting is geen plicht tot beledigen" -- de vrije opinievorming in kranten en op universiteiten aan banden moet gaan leggen. In dat geval zou de omstreden hoogleraar zonder twijfel te ver gaan, maar, nogmaals, hij laat de lezer hieromtrent in het ongewisse. Al dan niet bewust.


De kern van de immigratie- en integratiekwestie is -- naar mijn idee -- de vraag of de islam en de liberale democratie verenigbaar zijn. En -- indien zij dat niet blijken te zijn -- of moslims bereid zijn de eerste (deels) te laten varen teneinde hun inpassing in de laatste mogelijk te maken. Ramadan laat deze twee vragen volledig onaangeroerd. In plaats daarvan roept hij de westerse luisteraar op tot niets minder dan het ondergeschikt maken van de democratische rechtsorde aan vage termen als "wederzijds respect" en "toenadering". Niet de vrije samenleving is heilig voor Ramadan, maar de handreiking aan degenen die zich als nieuwkomer hebben genesteld in die samenleving, en die haar eigenschappen voor een groot deel niet kunnen tolereren.


Dit alles verpakt Ramadan in mooie, gematigd en tolerant ogende woorden. Het heeft alles weg van het Arabische begrip Taqiyya, ofwel: bewuste misleiding teneinde de werkelijke intenties te verhullen. De wolf heeft zijn schaapskleren nog niet afgeschud.

woensdag 21 november 2007

Angst voor de islam is geen fobie

Het zoveelste rapport dat waarschuwt tegen de toenemende islamofobie in Nederland en Europa ziet het levenslicht.

De Volkskrant maakt vandaag melding van een recentelijk verschenen jaarrapport van het European Network Against Racism (ENAR). De belangrijkste conclusies van de publicatie -- in de woorden van de krant, die ze kritiekloos overneemt -- luiden: "Zowel in Nederland als in de Europese Unie is sprake van een toenemende angst voor moslims en voor de islam. ... De onderzoekers vermelden in het bijzonder de islamofobie, de angst voor de islam. Ook is er meer sprake van racistisch geweld. ... Er is volgens ENAR in de EU nog steeds sprake van een stijging van het aantal extremistische organisaties en van politieke partijen met racistische standpunten. Dit speelt zich af 'niet alleen in de marges van de politiek maar steeds meer bij de grote partijen en zelfs binnen regeringen.' "

Allereerst staat "de angst voor de islam" niet gelijk aan "islamofobie". Een fobie is volgens Van Dale Taalweb een "irreële, ziekelijke angst voor iets," dus niet simpelweg "angst". De term "islamofobie" is een handige taalconstructie die alle kritiek op de islamisering van West-Europa, of die nu van nazistische, conservatieve of linksliberale snit is, reduceert tot een irreëel of zelfs ziekelijk fenomeen. Argumenten tegen die kritiek zijn dan niet langer nodig.

Met betrekking tot het genoemde "racistisch geweld" tast de Volkskrantlezer in het duister. Slaat dit op Nederland, of op de Europese Unie als geheel? We komen er niet achter. Bovendien kan men zich afvragen in hoeverre die zin in verhouding staat tot de voorgaande opmerking over islamofobie. Voeren alle geweldsdelicten jegens joden en christenen ook niet de cijfers enorm op? En islamitisch geweld jegens homo's, vormt dat een overweging in de conclusies van het rapport, of wordt het buiten de cijfers gehouden? Homosexuelen vormen nu eenmaal geen menselijk ras.

De Volkskrant laat tevens in het midden over wat voor club hij schrijft. ENAR blijkt een netwerk van Europese non-gouvernmentele organisaties te zijn, dat een jaartje of tien geleden werd opgericht. Uit Nederland hebben onder andere het FORUM Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, Art.1 (de opvolger van het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie) en de Foundation Policing for a Multi-Ethnic Society zich bij dit netwerk aangesloten. Met een budget van viereneenhalf miljoen euro voor de komende drie jaar, dat voor 87 procent wordt opgehoest door de Europese belastingbetaler, stelt ENAR zich ten doel te strijden "against all forms of racism and racial discrimination and for the promotion of equality."

Deze subsidiespons laat daarbij weinig gras groeien over waar zijn loyaliteiten liggen, zo valt op te maken uit zijn Strategic Plan 2007-2010 (PDF): "if Europe is to realise its ambition of building a sustainable cohesive society, it must place the fight against racism and discrimination at its heart. ... The European Union and its Member States are struggling with many issues. Some political leaders have been tempted to respond in a way which is reactionary and fails to embrace new possibilities (p. 3-4)."

Dit document onthult tevens het één en ander over het "racistisch geweld" dat de Volkskrant niet belangrijk genoeg achtte om dieper op in te gaan: "Europe continues to experience problems of hate crimes and violence perpetrated against religious and ethnic minorities. ... Under-recording and denial of the existence of racist crime is still common practice in many European Union Member States (p. 5)."

Kortom: aangemoedigd door onze islamhatende, reactionaire politici meppen we er met zijn allen in toenemende mate op los jegens onze etnische minderheden, hetgeen -- gelukkig voor ons racisten -- niet terugkomt in de criminaliteitscijfers, maar er wel toe leidt dat de ambities van onze leiders om één mooie, multiculturele Europese samenleving te smeden in gevaar zijn. Deze reactionairen manifesteren zich niet langer enkel aan de extremen van het politieke spectrum, maar steeds vaker ook binnen de gevestigde partijen. Als een gevaarlijk, traag groeiend kankergezwel verspreidt de intolerantie zich over dus over het Europese continent.

Dat ENAR geen doorsnee onderzoeksinstituut is zonder ideologische agenda en verhulde politieke belangen laat zich raden, maar de Volkskrant doet een passief beroep op de lezers om die informatie elders in te winnen. Het overgrote deel van hen slikt de bevindingen in het verschenen rapport echter voor zoete koek. Eén-nul voor de linkse media.

donderdag 15 november 2007

Martelen verboden

Hoe de Nederlandse media de recente berichtgeving over Guantánamo Bay verkeerd interpreteren.

De website Wikileaks weigert hedenochtend om onverklaarbare reden dienst, dus ook ondergetekende kan de primaire bron zelf niet raadplegen. Toch verdient de uiteenlopende berichtgeving over een document dat verscheen op deze spin-off van de online encyclopedie Wikipedia enige aandacht.

Wat wil het geval? Via Wikileaks werden vorige week de "Standard Operating Procedures for Camp Delta" gelekt naar de buitenwereld. Het document is een handboek uit 2003 met daarin regels voor de commandanten en bewakers op Guantánamo Bay over hoe zij de gedetineerden in deze inrichting moeten behandelen.

De Nederlandse media smulden vanochtend van het rapport. NOS Teletekst meldt: "Uit het handboek blijkt dat gevangenen bewust werden geïsoleerd om ze in de war te brengen en ze afhankelijk te maken van hun ondervragers. Ook mocht een aantal verdachten geen contact hebben met mensen van het Rode Kruis die Guantanomo Bay [sic] hebben bezocht. De VS heeft dat laatste altijd ontkend."

Het Algemeen Dagblad schrijft nagenoeg hetzelfde: "Uit de zogeheten Standard Operating Procedures for Camp Delta blijkt dat een aantal terreurverdachten expres geen contact mocht hebben met bezoekende vertegenwoordigers van het Rode Kruis, iets wat de VS altijd hebben ontkend. Ook blijkt uit het handboek van 238 pagina's dat isolatie bewust werd ingezet om te zorgen dat gevangenen in de war raken."

De berichtgeving van deze twee vaderlandse media is ietwat anders van toon dan die van het internationale persbureau Reuters, ook niet bepaald een doorgeefluik van de sinistere geesten achter de schermen van de regering-Bush. Reuters beschrijft de inhoud van een handboek dat eigenlijk maar weinig spectaculaire onthullingen bevat. Het klopt dat isolatie van gedetineerden een beproefde methode was om hen aan het praten te krijgen, maar wat de NOS en het AD niet melden, is dat die alleen werd toegepast tijdens de eerste twee weken van de detentie: "It says incoming prisoners are to be held in near-isolation for the first two weeks to foster dependence on interrogators and 'enhance and exploit the disorientation and disorganization felt by a newly arrived detainee in the interrogation process.' "

Verder bevat het handboek veelal triviale zaken. Plastic bekers die zijn beschreven door gedetineerden dienen te worden geconfisqueerd, omdat gevangenen deze in het verleden hebben gebruikt om boodschappen over te brengen aan hun maten. Andere regels luiden: "In the event that dumpsters become full before scheduled pick up, utilize another dumpster within the camp," en "Detainees are not allowed to color their hair."

De Amerikaanse regering heeft met zijn weigering het Rode Kruis toe te laten -- een beleid waarvan ze al langer werd beticht maar dat nu definitief is onthuld -- de schijn tegen gekregen. Inderdaad is altijd ontkend dat sommige gedetineerden geen bezoek mochten ontvangen van deze hulporganisatie, daarin heeft de NOS gelijk. Maar er is nog iets anders. Reuters schrijft: "The manual clearly mandates humane treatment and advises that 'Abuse, or any form of corporal punishment is prohibited.' " Ik kan dus ook zo flauw zijn om tegen te werpen dat de NOS dat laatste altijd heeft ontkend. Bij deze.

Het AD en de NOS maken zich schuldig aan "cherry-picking", het selectief weergeven van de nieuwsfeiten om de eigen agenda te bevorderen. Van een rapport dat weinig bijzondere feiten bevat, maken deze twee media een spannende onthulling, die bevestigt wat zij altijd al vermoedden: dat Guantánamo Bay een verschrikkelijke plek is, waar gedetineerden worden gemarteld om aan hun informatie te ontfutselen die van dienst kan zijn in de (sowieso al volledig doorgeslagen) strijd tegen het terrorisme. Dat dit document precies tegenovergestelde richtlijnen beschrijft, is een nieuwswaardig gegeven, dat zij hadden moeten melden.

De realiteit is dat de linkse media reeds vanaf de vestiging van het detentiekamp op Cuba het woord "marteling" aan een stevige inflatie hebben onderworpen. Het woord zou synoniem moeten zijn aan het langdurig blootstellen van een persoon aan hevige fysieke pijn met het doel die persoon te breken en aan het praten te krijgen. Isolatie, wakker houden, harde muziek draaien en een Koran door de WC spoelen (dat laatste was een beschuldiging van Newsweek die achteraf niet eens bleek te kloppen) horen daar niet bij.

Aan deze taalvervuiling kan nu een tweede methode worden toegevoegd die de media -- met het immer opgeheven vingertje, dat moet getuigen van hun morele superioriteit -- met enthousiasme gebruiken om hun boodschap aan de man te brengen.

dinsdag 13 november 2007

Praten met de Taliban

Minister Ter Horst toont aan weinig te begrijpen van wat de vijanden van het Westen drijft.

Het klinkt als een panacee voor alle ellende die de Nederlandse militairen in Afghanistan dagelijks dienen te trotseren: praten met de Taliban. Guusje ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken, staat het voor, zo blijkt. "Als zij willen ophouden met aanslagen, de wapens willen neerleggen en naar de onderhandelingstafel willen komen, dan moeten wij met hen gaan overleggen," luidt het -- op voorhand enigszins hypothetische -- devies van de bewindsvrouw. Immers: "We zijn naar Afghanistan gegaan om daar vrede te bewerkstelligen. Dan moet je de moed hebben enige flexibiliteit te tonen, dan moet je elke kans die daar uitzicht op biedt met twee handen aangrijpen."

De vraag dringt zich op wat voor "vrede" wij -- of Ter Horst -- willen vestigen. Gaan we voor een duurzame vrede, die de wil van het volk in ieder geval enigszins reflecteert en de Afghanen de mogelijkheid biedt een waardig economisch bestaan op te bouwen? Of zijn we tevreden met stabiliteit, oftewel enkel de afwezigheid van wapengekletter? De eerste vorm van "vrede" wordt ook wel "positieve vrede" genoemd, terwijl de tweede wordt aangeduid met -- hoe verrassend -- "negatieve vrede."

De keuze tussen positieve en negatieve vrede is niet zozeer een humanitaire afweging, maar een kwestie van internationale veiligheid. De Taliban hebben een veilige haven geboden aan Osama bin Laden en zijn terroristisch netwerk al-Qaeda, en zijn derhalve direct medeplichtig aan de grootste terroristische aanslagen uit de geschiedenis van de mensheid, namelijk die in New York City en Washington, D.C. op 11 september 2001.

De stabiliteit die een eventuele terugkeer van het Talibanregime in Afghanistan zou brengen, is dus een uitkomst waarmee wij, westerse landen, geen vrede kunnen hebben; ze brengt onze eigen veiligheid in gevaar. Dus als wij om de onderhandelingstafel zouden gaan zitten met deze lieden, dan zullen zij ten opzichte van dat scenario in elk geval water bij de wijn moeten doen. En daar wringt de schoen.

Onderhandelingen met de vijand zijn een manifestatie van "realisme," de veronderstelling dat alle politieke actoren worden gedreven door een gelijke zucht naar macht en dominantie en dat een amoreel machtsevenwicht de beste garantie biedt voor internationale stabiliteit. Omdat een enkele partij in de politieke arena nooit in staat is permanent de andere te domineren, zullen zij altijd met elkaar in overleg moeten en hun belangen op prudente wijze gaan definiëren.

Het probleem met deze theorie is dat zij veronderstelt dat de overleggende partijen een gezamenlijk belang hebben bij de wederzijdse avances. Nixon en Kissinger gingen in 1971 niet met China om de tafel zitten uit een hartstochtelijk gevoel van vriendschap, maar op basis van het besef dat zij een gezamenlijke vijand koesterden: de Sovjetunie. Voor de Amerikanen was het feit dat zij nauwere banden onderhielden met beide communistische zwaargewichten dan deze twee met elkaar onderling, een strategische victorie van grootse proporties.

Tegelijkertijd impliceerde détente met de Sovjetunie gedurende de jaren zeventig echter een legitimatie van deze aartsvijand door Amerikaanse zijde. Het was op korte termijn in beider belang dat de torenhoge kosten van de wapenwedloop aan banden werden gelegd, maar Ronald Reagan zag later terecht in dat op deze manier het Sovjetregime in leven werd gehouden. Hij voerde de wedloop weer op en introduceerde bovendien het Strategic Defense Initiative (SDI), ontwikkelingen die de Russen met hun armzalige economische toestand nooit konden bijbenen. Het is allesbehalve ondenkbaar dat Reagan het einde van de Koude Oorlog met zijn agressieve containmentpolitiek enkele decennia heeft vervroegd.

Als het Westen wil gaan praten met de Taliban, dan biedt het impliciet een legitimatie aan hun agenda. Indien deze gesprekken bovendien tot een compromis moeten leiden, dan dienen de Taliban te aanvaarden dat hun belangen tot op zekere hoogte overeenstemmen met die van het Westen. Zij zouden moeten inzien dat hun zaak hopeloos is, en dat het inleveren van hun wapens en het toetreden tot een machtsdelingsformule voor Afghanistan de enige manier is om hun eigen vernietiging te ontlopen.

Het probleem met het realisme is dat het uitgaat van een bijzonder negatief mensbeeld: elk mens, westers of islamitisch en democratisch of totalitair, is alleen maar uit op macht en economisch gewin. Die eigenschap brengt hem ook een rationele compromisbereidheid, is de gedachte. Maar de Taliban zijn geen rationele politieke actoren in de westerse zin van het woord. Zij ontlenen hun identiteit aan een totalitaire ideologie en zijn bereid te sterven om hun doelen te verwezenlijken.

Hun belangen definiëren zij niet op "prudente" wijze, zoals realisten zouden veronderstellen; zij nemen met niets minder genoegen dan de absolute macht in Afghanistan en, in het verlengde daarvan, het gezag van de islam over de hele mensheid. Het spreekt voor zich dat het Westen zich niet zou moeten inlaten met dergelijke figuren, maar moet pogen hen met wortel en tak uit te roeien.

Ter Horsts uitspraken getuigen niet alleen van een kinderlijke naïviteit, ze zijn ook nog gevaarlijk. Wie weet bij welke andere regeringsleiders in Nederland en zijn bondgenoten ze onverhoopt zomaar in goede aarde zouden kunnen vallen?

zondag 11 november 2007

Een nieuwe weblog

Deze weblog is de opvolger van mijn Een Andere Stem. De redenen dat ik meende dat het tijd werd om te verhuizen waren het lelijke design en de slechte naam, waarover ik destijds ongeveer vijf seconden heb nagedacht. Nu ga ik bloggen voor Een Toekomst in Vrijheid, en overigens ook voor A Future In Freedom, voor wie geïnteresseerd is in Engelse artikelen. Deze stek zal spoedig een update krijgen. Ik hoop dat u allen met enthousiasme mijn stukken gaat lezen!

Hartelijke groet,
Mark Bogaers