zaterdag 27 december 2008

Pas op de plaats, graag!

Zowel de zienswijze van de klimaatalarmisten als die van hun skeptici vergt een leap of faith. Wat het publieke debat over het klimaat ontbeert, is een stukje boerenverstand.

De alom geaccepteerde popperiaanse visie op de wetenschap veronderstelt dat absolute waarheden binnen de muren van de academie niet bestaan: de mens kan hooguit "gerechtvaardige aannames" doen over hetgeen hij onderzoekt. Deze aannames moeten te allen tijde "falsifieerbaar" zijn. Met andere woorden, hypotheses moeten dusdanig zijn geformuleerd dat zij mogelijkerwijs kunnen worden weerlegd door anderen.

De klimaatwetenschap van vandaag de dag neigt deze basale wijsheden de das om te doen. De hypothese van de zogenaamde "antropogene" klimaatverandering -- de aanname dat de mens door zijn uitstoot van koolstofdioxide het klimaat doet opwarmen -- brengt wetenschappers overal ter wereld dusdanig in vervoering dat zij af en toe het realisme uit het oog verliezen.

Mijn indruk is dat veelal politieke redenen hieraan ten grondslag liggen. De antropogene broeikashypothese vormt in zekere zin een warm bad voor cultureel marxisten in het Westen. Zij zien in de omvangrijke westerse consumeringsdrift een duister kwaad, dat zich openbaart ten koste van minder bedeelden binnen de eigen samenleving en met name in de voormalige Derde Wereld. Als voorstanders van een expansief staatsinterventionisme zien zij nu hun kans schoon om de macht van de staat overal in het Westen aan te wenden voor een wereldwijde groene revolutie, waarvoor uiteraard de rijke landen financieel dienen op te draaien.

De skeptici en ook hun aanhangers in de politiek en publieke opinie -- met name die laatste groep vormt niet meer dan een kleine minderheid in de kakofonie van soms meer en soms minder wetenschappelijke bijdragen in het debat -- zien de neosocialistische bui reeds hangen en schermen vurig met allerlei data die de klimaathypothese ontkracht.

Hoe het ook zij, in feite kan geen mens met zekerheid beweren dat het klimaat al dan niet opwarmt door menselijk handelen. Die popperiaanse waarheid is in deze tak van wetenschap des te belangrijker, omdat het aardse klimaat nog praktisch onontgonnen terrein is voor diegenen die het bestuderen. Beide kampen in het debat baseren zich vooral op abstracte computermodellen, die in andere wetenschapsgebieden slechts ter ondersteuning dienen van de menselijke waarneming, maar in de klimatologie een leidende rol vervullen. Voorts zullen beide kampen ongetwijfeld selectief te werk gaan in het presenteren van data die hun zienswijze lijkt te bevestigen. Elke "harde" uitspraak in dit debat is in zekere zin dus gebaseerd op een leap of faith, op het onderbuikgevoel van de expert die de uitspraak doet.

Bovendien smelten de voorstanders van de klimaathypothese hun argumenten langzaamaan om tot een tautologische Frankenstein. Toen de temperaturen in Nederland in maart 2007 tot recordhoogten stegen, werd het oorzakelijke verband met de menselijke uitstoot van koolstofdioxide in alle media gepresenteerd als een voldongen feit. Overal om ons heen konden wij symptomen ontwaren van de klimaatverandering die we zelf hadden gecreëerd: smeltende poolkappen, orkaan Katrina, zachte winters in de Nederlandse polder en minder sneeuw op de Kilimanjaro. Nu de wereldwijde temperatuur de laatste tien jaar blijkt te zijn gedaald, gaan de klimaatalarmisten niet twijfelen aan hun vastberadenheid, maar schrijven zij deze inconsistentie toe aan "een La Niña weervariatie". The Associated Press formuleerde het als volgt: "Terwijl skeptici [de recente temperatuurdaling] al gebruiken als bewijs voor een afkoelende trend, illustreert ze in feite hoe snel de wereld opwarmt."

Op deze wijze verwordt de klimaathypothese tot een veronderstelling die altijd waar is, ongeacht tekenen die het tegenovergestelde zouden suggereren. Hogere of lagere temperaturen, meer of minder orkanen, grotere of kleinere ijsvlaktes op de Noordpool, overstromingen of droogtes; alles kan worden aangevoerd als bewijs voor de stelling dat het klimaat verandert door toedoen van de mens. Het feit dat het Engelstalige vocabulaire reeds is verschoven van global warming naar climate change spreekt boekdelen: kennelijk was die verandering nodig om het bredere concept in stand te kunnen houden. Ze heeft echter tot gevolg dat de hypothese zelf niet langer meer wetenschappelijk falsifieerbaar is.

Deze situatie is uiterst zorgwekkend, omdat politici belangrijke keuzes maken, die zij baseren op de uitkomsten van dergelijk onderzoek. Daarbij laten ook zij zich geenszins leiden door enig wetenschappelijk realisme. Neem Europarlementariër Chris Davies, die vorig jaar alle auto's wilde verbieden die sneller rijden dan 162 kilometer per uur. Denk aan de overijverige politici die het liefst heel Nederland zouden volbouwen met inefficiënte windmolens, omdat het enige duurzame alternatief -- kernenergie -- om heel andere redenen ook al geen goedkeuring geniet. (Let wel: een windmolen beschikt nog niet over één promille van de capaciteit van een kerncentrale.) Of neem minister van milieu Jacqueline Cramer, die een persoonlijke aversie koestert tegen gloeilampen. Je moet er maar opkomen. (Het feit dat het kwik in spaarlampen een milieuramp van immense proporties zou kunnen veroorzaken, doet kennelijk niet ter zake.)

Dit zijn niet wat Mark Steyn treffend noemt "secundaire samenlevingsimpulsen", maar tertiaire samenlevingsimpulsen. Politici zouden zich moeten bezighouden met zaken die daadwerkelijk van belang zijn voor onze samenleving. Dit soort voornemens kosten vooral veel geld zonder al te veel zoden aan de dijk te zetten. De totale menselijke uitstoot van koolstofdioxide bedraagt slechts vier procent van het totaal in de aardse atmosfeer. Ervan uitgaande dat deze maatregelen de menselijke uitstoot met tien procent zouden kunnen reduceren -- waarschijnlijk een zeer optimistische schatting --, bedraagt de reductie in de totale hoeveelheid koolstofdioxide 0,4 procent. Zou een dergelijke afname echt het klimatologische tij kunnen doen keren?

Bovendien bezit geen enkele regering in het Westen, laat staan in de opkomende industrienaties, de politieke wil om de draconische maatregelen te treffen die daadwerkelijk nodig zijn om significante reducties in de uitstoot te bewerkstelligen. In feite is er maar één manier om dit al dan niet imaginaire probleem op te lossen: het sluiten van alle zware industrieën en een verbod op verbrandingsmotoren. Deze maatregelen betekenen zonder twijfel politieke zelfmoord voor elke politicus in een vrije samenleving. Zolang wij niet bereid zijn om wereldwijd deze grootschalige structurele offers te brengen (terecht, naar mijn idee), zal al het overige niet meer dan symboolpolitiek zijn.

Of de publieke discussie over het klimaat nu wordt aangeslingerd door oprecht idealistische politici of door leiders die slechts bestaansrecht trachten te verlenen aan politieke organen die democratische legitimatie ontberen (lees: de Europese Unie), het debat heeft -- zowel op wetenschappelijk als op politiek niveau -- ernstige behoefte aan een gezonde dosis boerenverstand. Wellicht leidt dát tot een pas op de plaats in de hoofden van onze politici, die tegenwoordig om het hardst hollen teneinde elkaar voorbij te streven in het bedenken van bizar "klimaatbeleid".

Ik dank de lezers voor alle aandacht voor mijn artikelen in 2008 en wens iedereen tevens een gelukkig en gezond 2009!

vrijdag 21 november 2008

Van "progressie" naar regressie

Frontaal Naakt is recentelijk meer dan eens het podium geweest voor moddergevechten over de existentiële vraag of Adolf Hitler nu links was of niet. Laten wij die kansloze ruzies nu even voor wat ze zijn: met Peter Breedveld zullen we het toch nooit eens worden, vrees ik. Echter, voor wie het interesseert, is het misschien wél aardig om -- met de zegening van enige distantie -- wat verder na te denken over bovengenoemd discussiepunt.

Thomas Sowell publiceerde in 1987 een schitterend boek, getiteld A Conflict of Visions, waarin hij twee radicaal tegengestelde visies op het politieke leven uit de doeken deed. Aan de ene kant, schreef Sowell, staat de "beperkte visie" (in het Engels: "constrained vision"; een betere vertaling kon ik niet verzinnen). Deze veronderstelt dat de mens slechts weinig mogelijkheden heeft om de samenleving waarin hij vertoeft te verbeteren. De mens is feilbaar, zo redeneert deze stroming, en zijn natuur onveranderlijk. Voor zover hij de samenleving kan veranderen, zal dat moeten geschieden in kleine stapjes, met vallen en opstaan, zijn tekortkomingen inachtnemend.

Aan de andere kant, schreef Sowell, staat de "onbeperkte" visie ("unconstrained vision") op het politieke leven. Deze veronderstelt dat de mens zijn potentieel nog niet ten volle heeft bereikt, maar wel in staat is om zich te perfectioneren. "Dwaze en immorele keuzes verklaren alle kwaden in de wereld", en "wijzer of moreler en humaner sociaal beleid is de oplossing." De menselijke natuur, redeneert deze onbeperkte visie, valt ten goede te veranderen, en oude gebruiken ziet ze als "vervangbare overblijfselen uit het verleden".

De beperkte visie, zoals Sowell haar beschrijft, stoelt op klassieke en christelijke fundamenten. De onbeperkte visie op Plato en de Verlichting. De eerste vond haar weg naar de éénentwintigste eeuw via Aristoteles, Thomas van Aquino, Augustinus, Calvijn, Adam Smith, Edmund Burke en Leo Strauss. De laatste via John Locke, Jean Jacques Rousseau, Karl Marx en praktisch de gehele westerse academie vanaf het midden van de twintigste eeuw.

Gaandeweg die bloedige eeuw heeft er een totale ommezwaai plaatsgevonden in de morele, intellectuele en uiteindelijk politieke visie op het menselijk bestaan, een ommezwaai van de beperkte naar de onbeperkte visie. Het moderne denken werd langzaamaan doordrenkt van het idee dat maatschappelijke vooruitgang via de wetenschap te bewerkstelligen was, parallel aan de technologische sprongen die de mens dankzij zijn natuurwetenschappen reeds had kunnen maken. Verschillen tussen de westerse landen waren evident, maar de algemene trend was dat de contouren van de moderne staat steeds verder uithardden en zij haar stempel in toenemende mate op het maatschappelijke leven ging drukken.

In de zeventiende eeuw kenden landen als Frankrijk en Engeland nog praktisch autonome dorpen, steden en adeldommen, waar het centrale gezag vanuit Parijs en Londen schitterde door afwezigheid. Religie en tradities speelden in deze statische samenlevingen een grote rol; revolutionaire sprongen vooruit schuwden zij, omdat zij zich ervan overtuigden dat deze in botsing zouden komen met de onveranderlijke menselijke natuur.

Aan het begin van de twintigste eeuw hadden de natiestaten hun primaat reeds veiliggesteld ten koste van bovengenoemde samenlevinkjes. De onbeperkte visie op het politieke leven werd geleidelijk aan overheersender. In de Verenigde Staten deelde zij met het aantreden van Franklin Delano Roosevelt als president in 1932 de genadeklap uit aan haar tegenhanger. Roosevelts "New Deal" tekende het definitieve afscheid van de minimale staat, die tot dan toe slechts de landsgrenzen en de binnenlandse orde had bewaakt. Roosevelt dacht ten onrechte dat laissez-faire de Great Depression had veroorzaakt en verergerd. Massale publieke projecten, programma's voor werklozen en exorbitante overheidsuitgaven zouden het tij doen keren. Ook de Europese landen lieten het economisch non-interventionisme achter zich.

Duitsland was min of meer de uitzondering binnen het Westen; daar was iets geks aan de hand. Het Duitse nihilisme van Nietzsche, Spengler en Heidegger verwierp de moderne samenleving. Het beschouwde de nieuwe (democratische) mens als een decadent, ingedut wezen, dat zich laafde aan een mooi huis en luxegoederen, maar geen eer en idealen meer nastreefde en persoonlijke offers voor een hoger doel schuwde. Zijn leven stond enkel nog in dienst van productie en consumptie; bloed, zweet en tranen waren, tot grote ergernis van deze schrijvers, verleden tijd.

De oplossing die het Duitse nihilisme aandroeg was de totale vernietiging van de moderne samenleving, echter zonder daar een positief alternatief tegenover te stellen. De antidemocratische en antipacifistische stemming van de Duitse intellectuelen ontaardde in de verheerlijking van militarisme. "Je kunt zeggen dat eeuwige vrede een naïeve droom is," schrijft Bart Jan Spruyt (PDF), "maar wie ontkent dat het een mooie droom is, ontkomt niet aan de conclusie dat oorlog als zodanig iets begeerlijks is, en verwerpt het onderscheid tussen rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen."

In de bijna volmaakte anarchie van Weimar-Duitsland, temidden van de economische malaise, was het wachten op een sterke leider die het intellectuele klimaat van het moment kanaliseerde in een sterke politieke beweging. De staat die Adolf Hitler schiep was totaal: alle gezag werd gecentraliseerd en het hele maatschappelijk en economisch leven werd gereguleerd vanuit Berlijn. Elke vorm van gezag buiten de staat werd de kop ingedrukt. Kerken werden in dienst gesteld van de staat en het traditionele gezin werd ontbonden ten gunste van een propagandistische jeugdbeweging: de Hitlerjugend speelde een cruciale rol in het ondermijnen van het gezag van de oudere, gematigdere generatie. Wanneer het individu zich maar ondergeschikt wilde maken aan het collectief en aan de staat, was de perfecte samenleving binnen handbereik.

Het was, uiteraard, de onbeperkte visie in haar meest radicale vorm. Hitler en ook Mussolini in Italië lanceerden economische programma's die opmerkelijke gelijkenissen vertoonden met Roosevelts New Deal (die laatste gaf dat ook ruiterlijk toe). En ondanks alle vijandigheid jegens het socialisme van de zijde van Hitler, vond het totale primaat van de staat zijn gelijke in de Sovjetunie. De vijandschap tussen Hitler en Stalin was veeleer een propagandakwestie dan ideologisch gedetermineerd.

Vallen de hedendaagse Europese sociaal-democraten en Amerikaanse politici als de nieuwe president Barack Obama op enige wijze binnen deze even eigenaardige als weerzinwekkende Duitse politieke stroming? Het antwoord is nee. Zij zijn niet antidemocratisch (hoewel soms ondemocratisch) en zien vandaag de dag ook wel in dat het nationaliseren van de volledige economie geen soelaas biedt. Vormde Hitler samen met Stalin twee zijden van dezelfde totalitaire medaille? Zeker wel. Het nationaal-socialisme heeft extreem-linkse en extreem-rechtse aspecten en is daarom ook wel "extremisme van het midden" genoemd. In ieder geval vormde zijn politiek wel een schoolvoorbeeld van radicaal progressivisme.

Het is daarom belangrijk om toch nog even te wijzen op vergelijkbare kenmerken binnen de progressieve beweging van de twintigste eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog zag in het Westen een generatie het levenslicht die, eenmaal in de collegebanken, de beschaving omver wilde werpen die haar ouders nog ten koste van hoge offers hadden bevrijd van het juk van Nazi-Duitsland. Deze jongeren beriepen zich op het idee dat hun ouders en voorouders zich helemaal niet zo "beschaafd" hadden gedragen, maar vooral zonden hadden begaan: slavernij, kolonialisme en natuurlijk de oorlog in Vietnam. De westerse tradities hadden de onderdrukking gefaciliteerd van vrouwen, zwarten, homosexuelen en eigenlijk een ieder buiten de kapitalistische elite. De enige oplossing, zo meenden zij, was om deze tradities hardhandig de kop in te drukken en de onderdrukten te bevrijden, in zowel economische als in seksuele en morele zin.

Conservatieven hadden altijd oog gehad voor het feit dat de samenleving werd gevormd van onderaf, dat de moraal van die samenleving zich ontwikkelde middels eeuwenoude gebruiken en tradities, en dat deze moraal op zijn beurt had geresulteerd in de vorming van een uitgekiend juridisch systeem. Zij zagen dat wij allen dwergen zijn op de schouders van reuzen: ons intellectuele blikveld reikt zo ver omdat vele generaties vóór ons al nadachten over de feilbare menselijke natuur en over de best mogelijke samenleving. Voor zover verandering al mogelijk was, moest deze geschieden middels wat Churchill "K.M.T." noemde: "Keep Muddling Through".

De nieuwe elite van de jaren zestig had lak aan deze wijsheden. Ze trachtte een nieuwe moraal af te dwingen middels het scheppen van nieuwe wetten en sociale conventies. In weerwil van hun eigen wensen, moesten en zouden de vrouwen emanciperen. Wie het multiculturalisme weigerde te omarmen, was een ordinaire racist van het soort dat hierboven is beschreven. Internationale geschillen dienden te worden beslecht middels ontspanning en toenadering, niet met oorlogstaal. En wie waarde hechtte aan het traditionele gezin en het huwelijk beschouwde als een verbond tussen man en vrouw, diende nog seksueel te worden bevrijd (maar alleen wanneer de conservatieve indoctrinatie het point of no return nog niet had bereikt). Vanzelfsprekend werden deze ideeën geïmplementeerd middels massale overheidsprogramma's (de "Great Society"), die een alsmaar verdere inbreuk van de staat betekenden op het persoonlijke en economische leven van de burgers in het Westen.

Anderen hebben al een miljoen maal beschreven hoe radicaal (en) intolerant de protestgeneratie in de jaren zestig eigenlijk was. Allan Bloom betoogde in The Closing of the American Mind dat ze erg veel trekken vertoonde van de jeugdbeweging in Nazi-Duitsland. Een veelzeggende anekdote die Bloom te berde bracht, was die van de hoogleraar die een aantal behoorlijk progressieve agendapunten opsomde in zijn collegezaal. De man kreeg telkens groot applaus van zijn publiek, totdat hij mededeelde dat wat hij zojuist had opgesomd citaten waren van Benito Mussolini -- en vervolgens de zaal achterliet in een ijzige stilte.

Dit incident heeft helaas -- doch bijna vanzelfsprekend -- niet geleid tot enige kritische introspectie aan de kant van deze studenten. Die houding is tekenend voor de kritiekloze omarming van sociale dogma's door de laatste twee generaties die in onze contreien zijn opgegroeid. De protestgeneratie heeft overal in het Westen de macht gegrepen in politiek, media en academie. Zelfs conservatieven in de Verenigde Staten zijn niet gevrijwaard van de onbeperkte visie die Thomas Sowell zo eloquent beschreef: ook president Reagan heeft de opmars van de staat maar gedeeltelijk en tijdelijk kunnen doen keren. (Over de neoconservatieven rondom George W. Bush die dachten de democratie te transplanteren naar Irak zal ik maar zwijgen.)

Er bestaan geen permanente oplossingen, alleen permanente problemen, zo waarschuwde Leo Strauss ons praktisch zijn hele leven lang. De Amerikanen kozen twee weken geleden niettemin een man als hun nieuwe president -- door Oprah Winfrey veelzeggend omschreven als "The One" -- die hen een "New New Deal" gaat brengen, en tevens belooft dat de zeespiegel vanaf nu zal gaan dalen en de planeet zal gaan helen. Het getuigt van een huiveringwekkende arrogantie, die grenst aan megalomanie. Deze man is een ook een kind van het radicale campusactivisme. Hij spande tot voor kort samen met lieden die de moraal wilden afdwingen middels terreur (Bill Ayers) en de zwarten wensten te bevrijden van een intrinsiek racistische natie (Jeremiah Wright). De mogelijkheden zijn grenzeloos, onbeperkt.

Dit alles vormt uiteraard geen beletsel voor de driehonderdduizend zielen die afgelopen zomer in Berlijn een half uur lang aan de lippen hingen van de nieuwe president, en hem hoorden afsluiten met de woorden: "Met een oog op de toekomst, met vastberadenheid in onze harten, laat ons deze geschiedenis herinneren en ons lot beantwoorden, en eens te meer de wereld herscheppen."

Berlijn? Déjà-vu? Iemand? De ironie der geschiedenis heeft hiermee toch wel weer een voorlopig hoogtepunt bereikt.

zaterdag 15 november 2008

Uw vrijheid is de onze niet

Feministes Saskia Poldervaart en Maruja Bobo Remijn hebben lak aan gezond verstand en aan samenlevingsverbanden die vrije burgers vrijwillig met elkaar aangaan.

De laatste maanden is de Volkskrant het toneel geweest van een opmerkelijke doch hoogst interessante briefwisseling tussen Naema Tahir en Andreas Kinneging (zie foto's), die schrijven over de relaties tussen man en vrouw in het moderne Westen. Begonnen zij hun publieke correspondentie nog als schijnbare ideologische tegenpolen (zij zelfbenoemd feministe, hij conservatief), de laatste weken heeft een opmerkelijke toenadering plaatsgevonden.

Aldus schreef Tahir in haar brief van vorige week: "De man heeft, zoals je stelde, een veel groter libido dan de vrouw. Als hij zijn biologische natuur de vrije loop laat, maakt hij velen ongelukkig. Maar hij kan ook een ridder zijn, mits zijn vrijheid in sexualibus aan banden wordt gelegd. Leer je me de volgende keer over die ridder, Andreas?" En antwoordde Kinneging deze week: "De waarlijk en in de hogere zin mannelijke man is niet iemand die zichzelf laat gaan, maar iemand die zichzelf juist weet in te houden. Die meester is over zijn primaire impulsen. ... Het is in één woord een ridder, Naema, een heer, een man van deugd en eer, in de beste zin van die bijna vergeten woorden."

Initiatieven als deze staan garant voor een stortvloed aan ongezouten kritiek. Nadat hele hordes lezers, Evelien Tonkens en ook het egocentrische stuk chagrijn Thomas von der Dunk al hun duit in het zakje hadden gedaan, was het afgelopen vrijdag de beurt aan Saskia Poldervaart en Maruja Bobo Remijn, twee docentes "genderstudies" aan de Universiteit van Amsterdam.

Nu doet een woord als "genderstudies" reeds een hoog gehalte aan pseudowetenschappelijk activisme vermoeden, en deze vermoedens ziet men snel bevestigd na een kleine zoekslag op het internet. Poldervaart schrijft vermoeiende epistelen over "andersglobalisering" en draagt graag truien met daarop de tekst "feminist" gedrukt. Voor wie dan nog twijfelt, spreekt een aantal van haar publieke uitspraken boekdelen: "Je kunt helemaal niet buiten een ideologie," liet ze in 1998 optekenen in het activistisch "webzine" Ravage Digitaal. "Ik kan me wat dat betreft nog steeds vinden in de marxistische analyses van Gramsci en Althusser."

Over Maruja Bobo Remijn is wat minder bekend, buiten een carrière als regisseuse van toneelstukken. Het weinige dat men over haar vindt, spreekt niettemin voor zich: "Mijn inziens zou je kunnen zeggen: een echte man heeft een penis. Maar de rest is een sociale constructie," aldus Bobo Remijn. "Wat zijn de culturele gevolgen van een fysiek kenmerk? Dit kan leiden tot uitspraken zoals: vrouwen hebben nu eenmaal de 'natuurlijke' behoefte om te zorgen. Dat zit in hun 'aard'. Voordat je het weet staat moeder weer achter het aanrecht en zit pa voor de tv."

Poldervaart en Bobo Remijn konden het niet langer aanzien en publiceerden een gezamenlijk opinieartikel in de Volkskrant, waarin ze stellen dat Kinneging en Tahir onterecht uitgaan van een "biologisch verklaringsmodel voor het gedrag van mannen en vrouwen". Bovendien, aldus de twee, oordeelt zowel Kinneging als Tahir over het feminisme zonder zich daarin te verdiepen. Tot slot "halen beide auteurs opvattingen over ongelijkheid, macht en libido op een, voor ons, gruwelijke wijze door elkaar. ... Alsof het uitgangspunt dat er ongelijkheid in de liefde moet zitten, geen politiek standpunt is en alsof de situatie binnenshuis de situatie buitenshuis niet zou beïnvloeden."

Het resultaat volgens Poldervaart en Bobo Remijn is "dat Kinneging en Tahir niet veel verder komen dan de clichés die al zo’n 200 jaar over mannen en vrouwen bestaan: vrouwen als degenen die machteloos zijn, die geleid willen worden, die mannen aan zich willen binden, die begeerd willen worden, maar liever geen seks willen. Mannen als de machtigen, vol veroveringsdrang, als verleiders die een onbedwingbare behoefte aan seks hebben, maar die niet gebonden willen zijn."

Nu zijn cliché's en vooroordelen meestal op een kern van waarheid gebaseerd. Overal ter wereld en in alle tijden vormt (en vormde) de menselijke soort gezinnen en sluit zij huwelijken, en zorgt de vrouw voor de kroost en de man voor het eten op tafel. Prostitutie wordt bovendien niet voor niets "het oudste beroep ter wereld" genoemd, en met name beoefend door leden van het vrouwelijke geslacht. Kennelijk laat de man zich gemakkelijk verlokken tot seksuele promiscuïteit. Echter, hij blijkt eveneens in staat om zich op te trekken aan een zeker beschavingsideaal: in geen enkele cultuur wordt prostitutie beschouwd als een eervol beroep, noch genieten de mannen die haar in stand houden aanzien als gevolg van hun onzedelijke daden.

Is het werkelijk zo dat bijna alle beschavingen in de geschiedenis van de mensheid -- een paar tribale stammen her en der daargelaten -- op willekeurige wijze en onafhankelijk van elkaar tot de conclusie kwamen dat een cultuur waarbinnen de man een andere rol heeft toebedeeld gekregen dan de vrouw de beste is voor de samenleving als geheel? De vraag stellen is haar beantwoorden. Er bestaan blijkbaar bepaalde natuurwetten die de mens tot op zekere hoogte voorschrijven hoe hij zich verhoudt tot zijn soortgenoten. Hij kan deze wetten misschien (tijdelijk) onderdrukken, maar nooit elimineren.

Kinneging refereerde een paar weken geleden nog aan een typerend voorbeeld: "Een fameus onderzoek liet aantrekkelijke vrouwen hun onbekende mannen vragen of ze met hen naar bed wilden. Driekwart van de mannen antwoordde daarop volmondig 'ja'. Geen van de vrouwen aan wie dezelfde vrijpostige vraag werd gesteld door aantrekkelijke, maar hen onbekende mannen stemde in met seks."

Poldervaart en Bobo Remijn laten dit voorbeeld van Kinneging onaangeroerd, omdat zij niet beschikken over argumenten die het zouden kunnen ondermijnen. In plaats daarvan beschuldigen zij hem van het verspreiden van "cliché's" en "stereotypen". Maar ze kunnen de lezers eveneens niet uitleggen waarom Kinneging en Tahirs beschrijvingen van de seksen berusten op vooroordelen die geen onderbouwing vinden in de werkelijkheid. Het enige dat hen rest, zijn de dogma's van linkse intellectuelen, die hebben getracht hun wereld radicaal te herscheppen en in die missie veel kwaad hebben aangericht en weinig goeds.

Omdat de mens nu eenmaal niet als proefdier kan dienen, is het lastig om dit debat over "nature versus nurture" definitief te beslechten. Eén van de weinigen die het waagde om deze ethische barrière aan zijn laars te lappen, was -- hoe verrassend -- ook zo'n radicale intellectueel: John Money was een psycholoog en seksuoloog aan de Johns Hopkins University in de Verenigde Staten. Toen in 1966 de besnijdenis van een net ter wereld gekomen jongetje, David Reimer, volledig mislukte, adviseerde Money de ouders om hun kroost bij wijze van experiment als meisje te laten opgroeien. Hij wilde hiermee aantonen dat de verschillen tussen de geslachten slechts cultureel bepaald waren en niet biologisch. De genen van het kind weigerden echter mee te werken: Reimer wilde niet met poppen spelen, maar met auto's en treinen. Toen "zij" in de puberteit belandde, weigerde ze nog langer mee te werken aan Money's experiment en onderging ze een operatie en een hormonenkuur om zich weer om te toveren tot man.

Daarmee beleefde dit dramatische experiment echter geen happy ending. Reimers tweelingbroer werd schizofreen nadat hij ontdekte dat zijn tweelingzus eigenlijk een broer was. In 2003 stierf hij aan een overdosis drugs, waarna David een jaar later zichzelf van het leven beroofde. John Money bleef zijn experiment niettemin tot aan zijn dood verdedigen. Hij weet de kritiek op zijn ideeën aan bevooroordeelde rechtse media en aan de "antifeministische beweging", die in zijn ogen ten onrechte beweerde dat "mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn verborgen in de genen, zodat de vrouwen terug zouden moeten gaan naar het matras en de keuken."

Deze laatste zin is bijna een kopie van het eerder genoemde citaat van Maruja Bobo Remijn. Poldervaart en zij hebben, als gevolg van al hun frustratie over het vermeende onrecht dat het vrouwelijke geslacht wordt aangedaan, geen enkel oog meer voor de verschillen tussen man en vrouw die voor ieder ander evident zijn. Het experiment van Money demonstreert welke gevaren er schuilgaan in dergelijk dogmatisme.

Gelukkig beginnen langzaamaan ook de vrouwen in het Westen zich te realiseren dat de slachtofferrol die hen wordt aangepraat hen niet zo past: recent onderzoek onder de Britse bevolking wijst uit dat, in de woorden van de Volkskrant, "zowel mannen als vrouwen zelf steeds minder geloven in het beeld van de carrièrevrouw of de supermoeder."

Maar daarmee is de kous natuurlijk niet af voor de feministen. "Vrouwenrechtenorganisatie Unifem van de Verenigde Naties," vervolgt het Volkskrantbericht, "zegt ontzet te zijn over de uitkomst het onderzoek. Volgens de organisatie moet er rap tempo gemaakt worden met de verbetering van flexibele werktijden en kinderopvang op het werk." Een democratisch vonnis, geveld door vrije burgers, wordt op deze wijze gebanaliseerd door activisten als Poldervaart en Bobo Remijn, met als enige doel hun weerzinwekkende, intolerante interpretatie van vrijheid nóg harder op te dringen aan onwillende subjecten.

zaterdag 1 november 2008

Wie zou u dinsdag moeten steunen?

Bij de Volkskrant weet men het wel.

Afgelopen woensdag stelde Thomas von der Dunk in zijn column in de Volkskrant dat wij over een afgang van de Republikeinse presidentskandidaat John McCain "niet rouwig" hoeven te zijn. In een stuk dat argumenten ontbeert en meningen als feiten presenteert, liet hij zich vervolgens helemaal gaan. "De onre­gel­matigheden in Florida van 2000 vormen een illustratie van Stalins oude adagium, dat het er bij hen niet op aankomt hoe er wordt gestemd, maar hoe er wordt geteld," aldus Von der Dunk. "Mugabe kon het niet verbeteren."

In zijn column van gisteren gaat de cultuurhistoricus driftig door op de ingeslagen weg: "Over wapenbezit, het nut van martelen en de doodstraf denken Amerikaan­se Republi­keinen en Af­ghaanse Taliban eender. ... Om te zwijgen over het thema homoseksuali­teit. Voor christelijke en islamitische funda­menta­listen is het veel erger wanneer mannen elkaar neuken dan wan­neer zij elkaar doden. Reeds vanwege de zieke geestesge­steldheid die aan zo'n moraal ten grondslag ligt, mogen we bidden dat Palin nooit in het Witte Huis belandt."

Vergelijkingen met totalitaire dictators en moslimextremisten doen het altijd goed bij het anticonservatieve volksdeel in Nederland -- en dat zijn nogal wat mensen. Diep in zijn hart weet Von der Dunk ook wel dat het vergelijken van president Bush met Josef Stalin en Robert Mugabe geen hout snijdt. Bovendien is er toch zeker wel een verschil met het invoeren van een christelijke agenda langs democratische weg -- wat Von der Dunk daarvan persoonlijk ook moge vinden -- en de massaterreur die de Taliban over Afghanistan hebben doen neerdalen. Misschien moet hij Khaled Hosseini er anders nog eens op nalezen.

En passant wordt Andreas Kinneging nog afgeschilderd als "neochristen" -- wat is dat nu weer voor term? -- en diens "discipel" Bart Jan Spruyt als "neoconservatief dwaallicht". Overigens is Kinneging meer een man van Plato dan van Christus en is Spruyt geen neocon, maar wie heeft er nu feiten nodig wanneer met een goedkope karaktermoord hetzelfde effect kan worden bereikt? Het niveau van GeenStijl weet Von der Dunk nauwelijks te ontstijgen. (Aan dit soort laag-bij-de-grondse aanvallen maken Kinneging en Spruyt zich trouwens nooit schuldig.)

We moeten het voormalig PvdA-coryfee Marcel van Dam nageven dat hij zich -- in tegenstelling tot zijn zure, grofgebekte collega bij de Volkskrant -- in elk geval beperkt tot argumenten. Maar daar is dan ook alles mee gezegd. "Afgezien van het militaire apparaat is de fysieke en sociale infrastructuur in Amerika teruggebracht tot armenzorg," zo schreef Van Dam in zijn column van donderdag. "Wegen, bruggen en spoorlijnen verkeren in erbarmelijk staat, net als openbaar vervoer, publiek onderwijs, het gevangeniswezen en de gezondheidszorg. Meer dan 40 miljoen Amerikanen zijn niet tegen ziektekosten verzekerd. Michael Moore heeft in Sicko de absurde en afgrijselijke gevolgen daarvan overtuigend in beeld gebracht."

Ik weet niet of Van Dam de Verenigde Staten nog heeft bezocht sinds zijn puberteit, maar met de wegen, het OV en de spoorlijnen is mijns inziens weinig mis. De Amerikaanse gezondheidszorg kent wat betreft haar hoge kwaliteit haar gelijke niet in de wereld. Het "drama" van het grote aantal onverzekerden in de VS wordt opgeklopt voor ideologische doeleinden: het is een momentopname, waarin een zeer grote groep van bovenmodale verdieners is opgenomen die ervoor kiest om tussen twee banen in één of twee maanden onverzekerd te zijn. Bovendien zijn er eveneens talloze studenten die de gezondheidsrisico's voor lief nemen en bewust onverzekerd blijven (in geval van nood worden zij toch wel geholpen bij de Eerste Hulp). En ook de miljoenen illegalen in de VS maken onderdeel uit van die veertig miljoen. Tot slot is Michael Moore een Amerikaanse Leni Riefenstahl, geen betrouwbare bron voor sociaalwetenschappelijke beschouwingen.

De zogenaamde 'trickle down'-theorie, die zegt dat belastingverlaging voor bedrijven en rijken ook economische voordelen oplevert voor de minder bedeelden, "kan naar het rijk der fabelen worden verwezen," zo weet Van Dam. "Het aantal armen in Amerika is gestegen in plaats van afgenomen en de koopkracht van de gemiddelde werknemer is in de laatste decennia gelijk gebleven of gedaald. Er komen steeds meer mensen die twee banen nodig hebben om rond te kunnen komen."
Zoals Steve Chapman vorige week al aantoonde, berusten dit soort verhalen op "economische mythologie". Modale verdieners in de VS zijn tussen 1975 en 2005 bijna dertig procent meer gaan verdienen. De inkomens van het gros van de gezinnen zijn in diezelfde periode gemiddeld veertig tot meer dan zestig procent (!) gestegen. Amerikanen zijn significant rijker geworden tijdens de Reagan-revolutie, veel rijker dan wij Europeanen.

Het probleem van armoede in Amerika is veeleer cultureel dan economisch. De sociaal-economische problemen doen zich met name voor in éénoudergezinnen, die een aandeel koesteren van tachtig procent in de groep van vijftig miljoen Amerikanen die onder de zogenaamde "armoedegrens" moeten bestaan. Deze grens is overigens vastgesteld op vijftig procent van het modale inkomen, dus niet vergelijkbaar met de armoedegrens in -- pak 'm beet -- Kenia. Maar hoe dan ook, gezinnen waarin twee ouders werken tegen het minimumloon ontstijgen dat inkomensniveau al. Deze harde feiten vormen een confronterende waarheid voor hele volksstammen in de VS, waarbinnen vaders vooral de lusten genieten en niet de lasten dragen; ze vormen echter niet het beeld van de typische Amerikaan, die een prudent gezinsleven leidt en zeer hard werkt voor zijn geld.

Dit soort argumenten gelden niet voor Marcel van Dam, die bekend staat om zijn streven hard werken en veel verdienen te straffen en slecht gedrag te belonen. In een land waarin cultuur slechts een kwestie is van smaak, mag het geen verrassing heten dat deze schrijvende elite man en paard niet durft te noemen. De permanente afhankelijkheid van vele honderdduizenden die de Nederlandse verzorgingsstaat de afgelopen decennia heeft gecreëerd, biedt bovendien een stevige garantie voor electorale steun voor zijn oude partij. Individuen die pleiten voor het belang van het gezin in een vrije samenleving kunnen worden afgeschilderd als reactionaire "dwaallichten" of christelijke Taliban, die het vooral niet verdienen serieus te worden genomen.

De Volkskrant is één van de weinige kranten die de laatste jaren heeft ingespeeld op de ontwikkelingen in de publieke opinie in Nederland. Soms tot afgrijzen van zijn eigen lezers passeerden schrijvers als Victor Davis Hanson, Bill Kristol, Andreas Kinneging, Bart Jan Spruyt en zelfs Duns Ouray zijn opiniepagina's. Daarvoor niets dan respect.

Maar misschien is het tijd om eens kritisch te kijken naar het legertje vaste columnisten, waarvan sommigen niet verder komen dan het in stand houden van mythes en het presenteren van meningen als feiten. Geconfronteerd met harde statistieken en gedegen argumenten, kunnen figuren als Thomas von der Dunk en Marcel van Dam niet anders dan elkaar overschreeuwen in hun blinde haat jegens conservatief Amerika. Deze onbehoorlijke intimidatie werpt helaas maar al te zeer haar vruchten af.

zondag 17 augustus 2008

Het verraad van rechts?

Frans Smeets gaat ongegeneerd verder op Frontaal Naakt met zijn aanvallen tegen alles wat riekt naar "rechts". Hij beseft niet dat hij zelf onderdeel is van het probleem dat hij aankaart.

De reacties op mijn eerste artikel aan het adres van Frans Smeets -- het spijt me om het te moeten zeggen -- waren enigszins teleurstellend. Smeets zelf schijnt het niet gelezen te hebben, gezien de herhaling van misstappen die hij in zijn jongste schrijven begaat. Bert Brussen en Peter Breedveld zetten hun ridiculisering van HVV-scribenten en -lezers voort in de comments van laatstgenoemd stuk. Blijkbaar vormen de weinig inhoudelijke reacties van hun eigen vaste publiek op mijn eerdere epistel geen aanleiding om het misplaatste superioriteitsgevoel even te laten varen.

Ditmaal neemt Smeets de "Amerikaanse politiekfilosoof Francis Fukoyama" -- dat zijn twee taal- of schrijffouten in vier woorden -- op de korrel. Fukuyama schreef in 1989 in een artikel, in Smeets' woorden, "dat de ideologische tegenstelling met de val van het communisme als leidraad van de geschiedenis afgelopen was en dat het economisch en democratisch liberalisme met zijn individuele vrijheden de wereld zou gaan beheersen." Dit artikel werkte Fukuyama in 1992 uit tot het thans wereldberoemde boek The End of History and the Last Man.

De val van de Muur, betoogt Smeets in het vervolg van zijn stuk, leidde er niet alleen toe dat verstokte communisten in de Sovjetunie zélf hun ideologische principes in de uitverkoop gooiden in hun zucht naar rijkdom: ook "Wim Kok als ultieme linkse zwabber [wist] niet hoe snel hij zijn ideologische veren als een ongemakkelijke jas moest afgooien en gaf als een bezopen Jeltsin de gezamenlijke bezittingen aan een paar Nederlandse oligarchen." Het resultaat van deze ontwikkelingen was een hoge mate van corporatisme, niet alleen in verre oorden als Rusland en China, maar ook hier in Nederland. "Ondernemers willen geen individuele vrijheid (behalve voor henzelf) en democratie interesseert hen helemaal geen ene mallemoer. Ze willen gewoon verkopen, weinig regels en zo laag mogelijke belastingen."

"De westerse democratie met haar individuele vrijheden staat onder druk," concludeert Smeets. "De voormalige gedachte dat je deze nodig had voor een welvarende staat is veranderd in het idee dat dit laatste beter lukt bij een totalitaire overheid. De machtigste en rijke pilaar van de rechtse ideologie, die van vrijhandel, heeft haar voormalige geliefde (vrijheid en democratie) als een pooier aan de hoogste bieder verkocht. Het goedkope verraad van rechts, waardoor vrijheid en democratie niet langer ideologisch leidend zijn, maar zwaar in de verdrukking zitten."

Terloops krijgt ook Het Vrije Volk er weer van langs. Op HVV durft namelijk "werkelijk geen enkele ondernemer te adverteren. Dat zou ze toch eens aan het denken moeten zetten. Ook islamieten, overheid en links moeten namelijk eten. Zou zonde zijn om deze markt 'links' te laten liggen. HVV doet me soms een beetje denken aan de naïeve communisten van rond 1917 die zichzelf twintig jaar later, al scheldend op oude dogma's van een voorbije tijd, vrijwillig lieten executeren, puur en alleen omdat de Partij (vrijhandel) nu eenmaal geen fouten kon maken." En dat is wellicht ook ons lot, denkt Smeets: "Veel blogs, van HVV tot Indymedium, staan buiten dit spectrum waarin de overheid graag ziet dat je je begeeft. Het zou mij dan ook niet verbazen dat binnen tien jaar deze blogs, elkaar in hun stereotiepen beschimpend over rechtslinks tegenstellingen en omringd door de naakten van Jenny, door Google-Earth Security Services richting Goelagarchipel gestuurd zullen worden."

In de beleving van Frans Smeets bestaat de wereld dus uit marxisten en liberalen. De eersten hebben -- wellicht tot zijn spijt -- volledig aan geloofwaardigheid ingeboet, hetgeen leidde tot "het einde van het collectivisme en overheidssturing van links." Daarvoor in de plaats gekomen zijn de "oligarchen" die onze vrijheid en democratie (en waarschijnlijk nog hun eigen ziel) in de uitverkoop doen teneinde hun handelsbelangen te bevorderen. Andere mensen bestaan niet in de beleving van Smeets. (Men kan zich overigens afvragen waar, naar zijn inzichten, die vrijheid dan wél in goede handen zou zijn. Misschien toch maar een socialistische heilstaat? Of een vorm van "geleid kapitalisme"? Het is geen geringe opgave om voorbeelden te vinden van bastions van vrijheid buiten de samenlevingen van het Westen.)

De realiteit is uiteraard genuanceerder dan dat. Dat Smeets niet verder komt dan de tegenstelling tussen liberalisme en marxisme bevestigt het beperkte kader van het Verlichtingsdenken. Het scheppen van een samenleving (of internationale orde) volgens welk economisch en politiek-institutioneel stramien dan ook is niets anders dan een naïef maakbaarheidsgeloof. Dit moderne utopisme kon ontstaan omdat de Verlichting ervan uitging dat de ongekende successen in de natuurwetenschappen ook in de politieke filosofie konden worden behaald. De Verlichting begon in feite dan ook niet met Hobbes en Locke, maar met de grote natuurkundige Isaac Newton.

Het socialisme noch het liberalisme doet recht aan de menselijke conditie. Culturele aspecten spelen in deze economische theorieën nauwelijks een rol. Waar ze dat wel doen, is die rol slechts negatief: de morele en sexuele taboes van weleer, zo luidt het argument, dienden enkel om de emancipatie van de arbeider dan wel de totale vrijheid van het individu in de kiem te smoren. Toen in de jaren zestig de geest uit de fles kwam, gingen ook meteen alle remmen los. Sexuele losbandigheid, "vrijheid blijheid" en "grenzen verkennen" vormden het nieuwe devies. Oude hierarchieën maakten plaats voor culturele "progressie". Het idee dat die hierarchieën een bepaalde morele en culturele orde mogelijk maakten kwam niet op in de hoofden van liberalen en marxisten. In plaats daarvan sloten zij een monsterverbond om hun cultureel-liberale agenda door te voeren.

Dit progressivisme stond lijnrecht tegenover het conservatisme dat in de jaren vijftig nog dominant -- zij het reeds tanende -- was in het Westen. Dat betoogde, in de woorden van Edmund Burke, dat de samenleving een contract was tussen de doden, de levenden en de ongeborenen. Het in stand houden van de westerse culturele tradities vormde de beste garantie voor een duurzame sociale orde, meenden Burke en andere conservatieven. Voor zover sociale verandering wenselijk was, zo zei Churchill eens, was "K.M.T." het devies: "Keep Muddling Through".

Het conservatisme staat voor het besef dat een vrije samenleving niet kan functioneren zonder bepaalde mores en culturele homogeniteit. Zij is opgebouwd van onderaf, niet opgelegd door de staat. Een prudente levensstijl, waarin het gezin, een sterke werkethiek, democratisch burgerschap en een gezonde dosis gemeenschapszin centraal staan, is de enige essentiële voorwaarde voor het voortbestaan van de vrije samenleving. Het geloof en de gemeenschappelijke cultuur zijn bij uitstek geschikte doorgeefluiken voor een dergelijke levensstijl. Haalt men deze elementen weg, dan holt men de samenleving uit en is het enige dat overblijft de hobbesiaanse anarchie, waarin een ieder enkel denkt aan zijn eigenbelang en de staat ziet als middel om dat eigenbelang te bevorderen. Libertarisch, liberaal, of marxistisch, wat moraal betreft zijn ze één pot nat.

De liberalen en marxisten hebben niettemin stevig hun stempel weten te drukken op de westerse beschaving. De elites die vanaf de jaren zestig de universiteiten en politieke partijen bevolken zijn bijzonder succesvol geweest in het afbreken van tradities en het produceren van nieuwe, middelmatige standaarden. Ze zijn vooral bedreven in activisme, dat zou moeten leiden tot de emancipatie van allerlei vermeend achtergestelde groepen in de samenleving. Onze professoren grossieren in zelfhaat, cultureel marxisme en het bevorderen van middelmaat. Het bestuderen van grote boeken op de letterenfaculteiten is er niet meer bij. Onze kunstenaars leggen niet langer de "sublieme en mooie" dingen des levens vast, maar zijn vooral meesters in "het breken van taboes," "vernieuwing" en "originaliteit", alsof het "breken van taboes" op zichzelf al een deugd vormt. Niet langer het vertoonde, maar het pseudo-intellectuele ego van de maker staat centraal. (Vandaar dat de moderne "kunst" de moeite van het aanzien doorgaans tweehonderd procent waard is.)

Dat dit monsterverbond van liberalen en marxisten funeste gevolgen heeft gehad voor de westerse beschaving kan nauwelijks een verrassing zijn voor Smeets en consorten. Waar de moderne staat aan de onderkant van de samenleving luie burgers heeft gecreëerd die hun 32-urige werkweek zien als een noodzakelijk kwaad en het liefst een uitkering zouden genieten, investeert de bovenkant zijn zuurverdiende centen liever in een lange vakantie in de zon en een dure sportwagen dan in de voortplanting van zijn eigen geslacht. En van hoog tot laag loopt een derde van alle huwelijken op de klippen, worden steeds meer kinderen buitenechtelijk geboren, neemt drugsgebruik toe en laven we ons aan de fast-food massacultuur. Maar ja, we leven in een vrij land; wie zijn wij om te oordelen over het gedrag van anderen?

Smeets' opvatting dat de grote multinationals en hun CEO's de grootste bedreiging vormen voor zijn vrijheid mag met recht een gotspe worden genoemd. Zijn eigen middelmaat producerende en moreel verderfelijke progressivisme is als enige schuldig aan het feit dat onze scholen en universiteiten hun pupillen niet langer bijbrengen wat vrijheid en democratie eigenlijk betekenen. Zonder de conservatieve enkeling die überhaupt nog de moeite neemt om de werken van Plato, Aristoteles, Thomas en Maimonides te bestuderen, zouden we met zijn allen allang zijn vergeten wat de fundamenten zijn van onze vrije samenleving.

Het resultaat van dit intellectuele en culturele verval is een meester in de rechten (!) die als minister van Justitie arrestatieteams afstuurt op mensen die in zijn ogen de vrijheid van meningsuiting misbruiken om anderen te kwetsen. Nog heel even en de destructieve geestesgesteldheid van lieden als Smeets gaat keihard in haar eigen staart bijten.

zaterdag 2 augustus 2008

Peter Breedveld opent aanval op rechtse blogs

Op Frontaal Naakt krijgen HoeiBoei en Het Vrije Volk er stevig van langs. In hoeverre is deze kritiek terecht?

Tot op heden heb ik populaire weblogs als Frontaal Naakt, Bert Brussen en Sargasso meestal genegeerd. Verbittering mijnerzijds? Geenszins. Af en toe vinden op deze stekken hoogst interessante polemieken plaats. Maar mijn beperkte tijd kan ik beter besteden aan het lezen van andere lectuur; ik ben vaak niet eens in de gelegenheid om op HVV bij te blijven.

Vandeweek werd mijn interesse echter gewekt door een paar artikelen op Breedvelds website. Het meest relevante is van de hand van Frans Smeets, die schrijft: "het bonte gezelschap [van rechtse bloggers] draaft door in zijn antigedrag, gooit alles op een hoop en de bad guys zijn altijd duidelijk. De mensen achter deze blogs weigeren over hun eigen schaduw heen te kijken. Ze eisen een totale bewegings- en gedachtenvrijheid voor zichzelf en van ieder individu, maar willen vervolgens een begrenzer inbouwen voor mensen uit islamitische landen, waarbij ze het liefst nog de fysieke dwang van de door hun bestreden overheid willen toepassen om hun eigen tuintjes vreemdelingenvrij te houden. En als deze vreemddenkers al in ons land zijn, eisen ze aangepast denken. Rechtse gedachtepolitie bestaat ook." Wat hoger op de website prijkte een aanval op de webmaster van weblog HoeiBoei, Annelies, die door Breedveld wordt betiteld als een "zeloot" en "kinderachtig-dictatoriaal".

Smeets' aantijgingen worden nog eens kracht bijgezet door een reactie van Bert Brussen, die zich -- retorisch -- afvraagt waarom Het Vrije Volk geen reactiefunctie op zijn website heeft. Welnu, het is heel wel mogelijk dat deze heren dermate goed geboerd hebben in het verleden dat zij alle tijd hebben om de hele dag te schrijven, modereren en reageren. Wellicht genieten zij een uitkering of verdienen ze veel geld met hun website. Maar schrijvers als ik -- en ik vermoed ook Duns en Clark -- moeten full-time werken om brood op de plank te krijgen. Veel tijd om hevige discussies in goede banen te leiden heb ik niet.

Bovendien biedt de voorpagina van HVV inderdaad een "bont gezelschap" van schrijvers, van libertariërs en rechtsconservatieven tot bezorgde burgers zonder ideologische veren en een enkele linkse bijdrage. Zelfs 9/11-samenzweringstheorieën zijn niet geschuwd op HVV (tot mijn eigen teleurstelling). Alle inzendingen, mits goedgeschreven en relevant, worden geplaatst. Het meest opvallende dat ik deze week tegenkwam op Frontaal Naakt was de in mijn ogen overgewaardeerde linksliberale blogger Willem de Zwijger, die de plank volslagen missloeg met een analyse over de wortels van het lage democratische gehalte van de Europese Unie.

Hoe dan ook, deze kritiek op rechtse weblogs leeft binnen linkse kringen en dient serieus te worden genomen. Voor een deel is ze ook terecht. Aangezien HVV een podium is waar het een ieder vrij staat om artikelen te publiceren, is ook de zogenaamde "onderbuik" nog wel eens prominent aanwezig. Dat is enerzijds jammer, maar ook een logisch gevolg van de monumentale verschuivingen die thans plaatsvinden in het medialandschap; doorsnee mensen, die decennialang zijn geïndoctrineerd door media die totaal waren losgezongen van de samenleving, zien op deze wijze eindelijk een beeld van de wereld in de media dat lijkt op het hunne. (Een andere weg is die van de censuur en IP-bans, een oude linkse reflex, die ook Breedveld graag hanteert.)

Bovendien heeft HVV een aantal schrijvers voortgebracht die geenszins zouden misstaan op de opiniepagina's van landelijke dagbladen. Sterker nog, enkelen van hen -- uit mijn hoofd: Lucas Hartong, Daniël T. Boom, Muriel Muyres en R. Hartman -- hebben de stap naar de oude media reeds gezet. Ik weet uit persoonlijke ervaring dat hun artikelen worden gelezen door mensen die daadwerkelijk een verschil kunnen maken voor Nederland. Niet slecht, voor een podium dat in de jaren negentig nog schitterde door afwezigheid.

Maar draven deze -- en andere -- schrijvers echt door in hun "antigedrag", zoals Smeets stelt? Vormen zij een "rechtse gedachtepolitie"? Smeets vervolgt in zijn stuk: "Het bashen van Islam, Links en Overheid is een doel op zich geworden, dat voorbij gaat aan elke realiteitszin of relativering. Je identiteit bouwen op de afbraak van anderen is een zwaktebod. Je maakt jezelf ideologisch afhankelijk van datgene wat je bestrijdt. Waar zouden deze arme zielen zijn zonder de islam en zonder de PvdA?" Breedveld voegt er in de lezersreacties nog diverse malen aan toe dat we allen slaafse volgers van Wilders zijn, die de Koran en hoofddoekjes willen verbieden. (Ikzelf en vele anderen op HVV hebben overigens nog nooit gepleit voor een Koranverbod.)

De werkelijke oorzaak van de problemen die Smeets opvoert, laat zich raden: "Ze gaan volledig voorbij aan de schuldvraag van Rechts. De ideologische motieven om grote groepen immigranten toe te laten vanaf halverwege vorige eeuw waren namelijk economisch van aard. Het waren RECHTSE motieven," aldus Smeets. "En daarmee schieten de blogs vaak op het huis dat ze zelf gebouwd hebben."

Frans Smeets bedient zich dus van dezelfde rammelende logica als André Krouwel: de maatschappelijke krachten die ten grondslag lagen aan de massa-immigratie in de jaren zestig en daarna, moeten doorgaan voor "rechts". Men kan zich oprecht afvragen wat er "rechts" is aan het feit dat een groot deel van de immigranten werd afgewimpeld met een royale uitkering na de oliecrisis van 1973 en de tien jaar van stagflatie die daarop volgde, of aan de gezinshereniging, die voornamelijk plaatshad onder Lubbers in de jaren tachtig. "Rechts" in Nederland was op zijn hoogst "liberaal".

Het liberalisme is in essentie een abstract maakbaarheidsgeloof, dat niet erg verschilt van het marxisme. Het is ontsproten aan de Verlichting en heeft uiteindelijk alle traditionele bases van gezag -- kerk, gezin en patriarchaat -- afgebroken. In de plaats daarvan kwamen individualisme, mensenrechten, universalisme, kosmopolitisme, multiculturalisme en een uiterst utilitaire benadering van de menselijke conditie. De houding van liberale partijen als de VVD en D66 ten aanzien van sociaal-culturele kwesties -- de juridische status van softdrugs is een goed voorbeeld -- zegt genoeg over hun zogenaamd "rechtse" aard.

Marxisme noch liberalisme biedt uiteindelijk een bevredigende beschrijving van de horizon van gewone mensen, die een prudent, verantwoordelijk bestaan doormaken, economisch hun bijdrage leveren, communiceren met mensen in één taal, willen genieten van een authentieke cultuur -- en dit alles met als fundament hun eigen gezin en eventueel het geloof. De moderne politieke wetenschap denkt vooral in abstracte termen: de arbeider, de kapitalist en de bourgeoisie. Zij vervullen allen hun rol in de moderne samenleving, die te perfectioneren is met de juiste prikkels; door staatsgestuurde allocatie van arbeid en kapitaal (marxisme), of door het onderwerpen van burgers aan het stramien van de vrije markt en een democratisch regime (liberalisme). Hiermee brengen zij de menselijke conditie terug naar een eenvoudig wetenschappelijk model, dat niet in staat is om de complexe krachten te omschrijven die mensen drijven: hun emoties, gevoel van rechtvaardigheid, gedachten over goed en kwaad en spirituele drijfveren.

Uiteraard is het liberalisme beter dan marxisme in staat om deze krachten vrij baan te geven, hetgeen het in de achttiende en negentiende eeuw ook heeft gedaan. Maar het liberalisme was altijd onverschillig ten aanzien van deze krachten; ze dienden te worden verdrongen naar achter de voordeur, om zo plaats te maken voor de economische en technologische vooruitgang die onverbiddelijk doordenderde. Het liberale model is in principe even goed toepasbaar op Turkije of Irak als op de Verenigde Staten en Nederland. Zolang de druk op deze landen om de moderniteit te omarmen maar aanhoudt, zo is de gedachte, dan komt het vanzelf wel goed in deze landen. Culturele eigenaardigheden spelen niet langer een rol.

Uiteindelijk kan de essentie van het debat over de islam in Nederland worden samengevat in de volgende vraag: is het mogelijk om bevolkingsgroepen te laten assimileren in Nederland met een culturele achtergrond die zó wezensvreemd is aan de liberale democratie als de islamitische? De marxisten menen dat het een kwestie van economische achterstelling is, die met financiële injecties kan worden doorbroken. De liberalen menen dat de nieuwkomers in het diepe moeten worden gegooid en juist verstoken dienen te blijven van sociale zekerheid.

Hoewel de tweede oplossing meer soelaas biedt, zijn beide uitermate beperkte benaderingen. Geen van beide ideologieën neemt het culturele aspect van de problematiek in acht. De negentiende-eeuwse Franse filosoof Alexis de Tocqueville dacht al dat de Amerikaanse samenleving in zijn tijd zo succesvol was vanwege haar samenstelling: degenen die een nieuw leven kwamen beginnen in de Verenigde Staten waren voornamelijk diep religieuze protestanten, die een uitstekende werkethiek en een afkeer van ongebreidelde staatsinmenging met zich meebrachten uit de Oude Wereld. De islam, zo dacht Tocqueville, is niet verenigbaar met de samenleving die hij aantrof op zijn reis door Amerika. Vermoedelijk heeft hij achteraf gelijk gekregen: terwijl het (post-)christelijke Westen enkel bestaat uit democratieën, is er in de hele islamitische wereld niet één te vinden. Islamitische landen hebben de democratie op zijn zachtst gezegd dus niet in hun armen gesloten.

Die observatie heeft tevens gevolgen voor Nederland, nu onze samenleving binnen een generatie bijna een miljoen moslims heeft moeten absorberen, allen afkomstig uit niet-democratische, illiberale oorden. Smeets' vervelende opmerking ten spijt dat de schrijvers van HVV zo'n beetje anti-álles zijn, vormen de drie zaken waartegen wij ageren en die hij opnoemt inderdaad de kern van de problemen: "Islam, Links en Overheid." Het is Links dat de afgelopen vijfentwintig jaar voorop heeft gelopen in de omarming van het multiculturalisme. Toen de sociaal-economische achterstand van immigranten schrijnende vormen aan ging nemen, was het inmenging van de Overheid die de pijn van deze mensen moest verzachten. Maar ondanks het immense circus aan subsidies, uitkeringen en culturele programma's, tot slot, is het probleem van de Islam in Nederland alleen maar groter geworden.

Wij zijn geen "multicultihaters" (een term van Brussen) omdat we Nederland willen terugbrengen naar een homogene natiestaat die enkel een thuis biedt aan mensen met blonde haren en blauwe ogen. Wij bekritiseren het multiculturalisme omdat het geen recht doet aan de menselijke conditie. "People define themselves by what they are not," schreef Huntington. Wie die waarheid geweld aandoet, schept automatisch ruimte voor de onderbuikgevoelens die hij zo eng vindt (en ziet zich al snel gedwongen reactionaire columns te gaan schrijven op het internet). De vrije samenleving kan niet functioneren zonder morele en culturele homogeniteit onder haar ingezetenen. De meerderheid van moslims kan niet omgaan met de vrijheid die Nederland hen biedt. En de meerderheid van Nederlanders accepteert niet langer dat deze mensen gebrekkig integreren en in economisch opzicht een netto last vormen voor de samenleving.

De linkse vrienden op Breedvelds en Brussens websites hebben alle recht om hun rechtse tegenhangers te beschimpen. Het zou echter prettig zijn wanneer ze andermans argumenten pareren met tegenargumenten, in plaats van zich te beperken tot het schetsen van lelijke karikaturen. Als ze bovendien mij willen onderbrengen onder hun eigen verknipte definitie van het begrip "rechts", kennen ze de schuld voor de problemen toe aan de verkeerde. Wellicht dient deze strategie een niet zo nobel doel: het gegoochel met politieke termen kan de verwarring stichten die nodig is om zichzelf van alle blaam te zuiveren.

woensdag 30 juli 2008

Krouwel knoeit verder

In navolging van artikelen van Duns en ondergetekende bij deze deel zoveel over André Krouwel.

Gisteren reeds "bij de buren", vandaag op de voorpagina van HVV: André Krouwel, politiek wetenschapper aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, zag gisteren een ingezonden stuk van zijn hand gepubliceerd in dagblad Trouw, waarin hij nogmaals bevestigt dat de "Linkse Kerk" niet bestaat. "In de eerste vijf maanden van 2008 was de berichtgeving zeker niet links georiënteerd," aldus Krouwel. "Rechtse thema’s, partijen en politici domineerden het nieuws."

Ik zal het voor de verandering kort houden dit keer.

Doelde Krouwel wellicht op de kritiekloze omarming van Geert Wilders door gratis krant DAG, die de resultaten van zijn eigen onderzoek in eerste instantie publiceerde? Laten we even een paar citaten bekijken uit de neutrale berichtgeving die deze krant te berde bracht ten tijde van de "crisis" over Fitna. Uit de mond van islamoloog Sjoerd van Koningsveld werd opgetekend: "Wilders strafrechtelijk vervolgen voor zijn film is de enige manier om in het buitenland duidelijk te maken dat Wilders zijn opvattingen niet die van de Nederlandse overheid zijn." Volgens een Deense islamoloog moest de Nederlandse regering doen "wat de Deense overheid niet deed, namelijk meteen afstand nemen van de cartoons." En volgens Tariq Ramadan was Wilders' doel enkel om "een woedende reactie te ontketenen en daarmee weer media-aandacht." Mede mogelijk gemaakt door DAG.

Of doelt Krouwel misschien op de gebalanceerde berichtgeving over de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten? Op Henk Kamp die voor de camera van EénVandaag de stemwijzer invult en uitkomt bij Hillary Clinton, maar zelf aangeeft een voorkeur te koesteren voor Barack Obama? (Wat zegt dit over Krouwels opmerking in zijn stuk van gisteren in Trouw dat rechtse partijen "in Nederland een structurele meerderheid" hebben? Het zegt iets over zijn arbitraire definitie van het begrip "rechts". Zijn gepoch met The Economist spreekt wat dit betreft boekdelen.)

Anders is toch zeker de berichtgeving van de NOS over de gruwelijke Amerikaanse folterpraktijken op Guantánamo Bay wel vervloekt rechts, laat staan haar kritische journalistiek ten aanzien van het beruchte Kamerdebat over het EU-referendum.

NRC Handelsblad kan toch zeker niet achterblijven, met opiniemakers als Jan Blokker, die in één column zesmaal (!) verwijst naar de kunstmatig blonde manen van Geert Wilders, alsof die haarkleur alleen al een indicatie is voor correcte politieke voorkeuren?

Of heeft Krouwel het misschien over EénVandaag? Dat zijn uitzending van 11 september 2007 geheel opdroeg aan de slachtoffers van 9/11 (met in de hoofdrollen Behnam Taebi van de Jonge Socialisten en William Rodriguez, die het "officiële verhaal" over de aanslagen in twijfel trekt)? Dat zich zo kritisch opstelt ten aanzien van Al Gore's gevecht tegen klimaatverandering (ook al zo'n "rechts thema")?

Tot slot zou het natuurlijk zomaar kunnen zijn dat Krouwel voornamelijk de schandalig pro-Israëlische propaganda van onze vaderlandse pers in gedachten had toen hij zijn artikel schreef.

André Krouwel is geen wetenschapper. Hij is een charlatan.

zondag 20 juli 2008

Die gastvrijheid geloof ik wel

"Jij moet eens vaker in contact komen met minderheden in Nederland," is een advies cq. verwijt dat ik onlangs te horen kreeg. Misschien dat ik dan mijn gevaarlijke generalisaties met betrekking tot de immigratie- en integratieproblematiek zal herzien.

Het is een verwijt waartegen alle critici van immigratie in Nederland zich van tijd tot tijd moeten verweren: kritiek op de massa-immigratie van de laatste halve eeuw scheert automatisch een hele bevolkingsgroep over één kam en komt uiteindelijk voort uit een diepe maar irrationele angst voor het onbekende. En de welbekende slagroom op de taart: "Jouw soort generalisaties is gevaarlijk." Een tijd geleden sprak ik met iemand die -- na allereerst zijn verbazing over mijn wereldbeeld niet onder stoelen of banken te hebben gestoken -- mij op basis van bovengenoemde argumenten op het hart drukte dat ik me meer zou moeten openstellen voor sociaal contact met minderheden; eigenlijk zijn velen van hen bijzonder vriendelijk en gastvrij.

Daarna volgde een uiterst secure karaktermoord op mijn analytische methoden. Ik haal mijn wijsheid enkel en alleen uit boeken, rapporten en de media, luidde de kritiek van mijn gesprekspartner. Ik heb geen persoonlijke ervaringen met Turken en Marokkanen die hier leven (vertaling: niet met het beperkte aantal onder hen dat niet beantwoordt aan de stereotypen), dus kan ik ook niet oordelen over hun niveau van integratie in de Nederlandse samenleving. Kortom, een persoon die kritisch is over allochtone minderheden, moet wel tot zijn slotsom zijn gekomen op basis van misverstanden, foute vooronderstellingen en xenofobische smetvrees.

Een moreel superieure houding zou zijn om de nieuwsgierigheid naar het vreemde te laten spreken. Ga eens een heerlijke maaltijd genieten bij een Marokkaanse familie te Slotervaart -- het is ongetwijfeld mogelijk in het kader van één of andere gesubsidieerde campagne tijdens de Ramadan -- en keer daarna multicultureel herboren weer terug naar huis.

Het is multiculturalisme op zijn veiligst. Het behoeft geen uitleg dat de woorden "naar huis" in dit verband betekenen: naar het vierkamerappartement van drieëneenhalve ton in het etnisch homogene stadscentrum, danwel naar de twee-onder-één-kapper in de evenzeer monoculturele buitenwijk. De lusten komen op deze manier voor rekening van de elite, terwijl de lasten onevenredig worden afgewenteld op de stedelijke onder- en middenklassen, die worden geacht de allochtone afhankelijkheid van de Nederlandse staat mede te financieren maar tegelijkertijd hun woonomgeving hebben zien verloederen.

Allereerst heb ik meer dan genoeg ervaringen met niet-westerse allochtonen, heel vaak negatief maar soms zeker ook positief. Ik maakte laatst kennis met een jongeman die zich dermate welbespraakt en goedgekleed deed voorkomen, in accentloos Nederlands bovendien, dat hij mij compleet verraste toen hij me zijn Marokkaanse naam noemde. Die verbaasde reactie van mij zegt een hoop over de Marokkaanse immigranten alhier: hun standaardverschijning is kennelijk het tegenovergestelde van die van bovengenoemde jongeman. Op basis van zijn haar- en huidskleur had ik zijn afkomst -- achteraf bezien -- al wel kunnen raden. Hoe dan ook, mijn ontdekking was absoluut geen reden om het contact met hem te verbreken, integendeel. (Ik meld het alvast, mochten de criticasters hun oorlog alweer aanvangen.)

Veel belangrijker nog is dat degene die mijn onwelgevallige analyses afschreef als inferieure boekenwijsheid, zich zelf schuldig maakte aan een nog veel grotere analytische denkfout. Deze wordt ook wel het "'man die'-syndroom" genoemd: roken is helemaal niet ongezond, want ik kende een man die de ene sigaret met de andere aanstak en drieënnegentig jaar is geworden. Het equivalent van deze scheve logica voor dit verhaal luidt: "Marokkanen integreren wél in de samenleving, want ik ken een Marokkaan die mij zeer gastvrij bejegent en om de haverklap thuis uitnodigt." Omdat mensen geneigd zijn om hun eigen subjectieve waarnemingen eerder te vertrouwen dan droge analyses van een hoog abstractieniveau, gaan ze op deze manier vaak in de fout. Het 'man die'-syndroom is één van de grootste analytische valkuilen die in de menselijke natuur zit verweven.

Dat de subjectieve waarnemingen van multiculturalisten ook in dit geval geen recht doen aan de realiteit, is duidelijk. De feiten spreken voor zich en zijn bovendien keihard. Het CBS (PDF) brengt ze nauwkeurig in kaart. Het aandeel van niet-westerse allochtonen in de criminaliteit, de verzorgingsstaat, het lager onderwijs en tot slot de schooluitval steekt met kop en schouders uit boven dat van autochtonen. Het CBS signaleert weliswaar enige verbetering in deze situatie bij de tweede generatie, maar het torenhoge aantal maatschappelijke mislukkelingen legt een zware hypotheek op de acceptatie van minderheden door autochtonen. Bovendien verergeren hieruit voortvloeiende zaken als criminaliteit en radicalisering de problematiek aanzienlijk, aangezien ze vooral voor autochtonen veel overlast veroorzaken. Het is niet Geert Wilders die moslims een slechte naam bezorgt, maar de Marokkaanse straatterroristjes, imam Fawaz en Milli Görüs.

Het zoeken naar oorzaken voor de gebrekkige integratie van deze mensen is geen uiting van ordinair racisme, maar een volkomen legitieme reactie, ook al bevallen de antwoorden veel van de nieuwkomers geenszins. Als sociaal-economische malaise de enige oorzaak was voor de problemen, dan deden deze zich in gelijke mate voor bij de autochtone onderklassen in Nederland. Aangezien dat niet het geval is, moeten we de oorzaken elders zien te vinden.

Die oorzaken zijn cultureel. Onze eerste generatie immigranten is niet opgegroeid in een liberale democratie waarin vrijheid en individualisme centraal staan. Zij is opgegroeid in een tribale bergcultuur, die misschien niet in directe overeenstemming is met het islamitische geloof, maar op zijn minst deels daaraan is ontsproten. Eenmaal hier gekomen kreeg zij een warm onthaal van talloze autochtone Nederlanders, die onder de noemers 'culturele tolerantie' en 'anti-discriminatie' het wangedrag van een groot aantal van deze nieuwkomers bleven goedpraten. In één ding hebben de Harry de Winters van dit land helemaal gelijk: het probleem is niet alleen de islam. Hun eigen, volslagen pathetische cultureel marxisme heeft een evengroot aandeel.

In de negentiende eeuw trokken Nederlandse protestanten de loyaliteit van hun katholieke landgenoten bij tijd en wijle ernstig en publiekelijk in twijfel. De katholieke "ultramontanen" verklaarden zich in die tijd veeleer schatplichtig aan de opeenvolgende antidemocratische tirannen die huisden in het Vaticaan dan aan de Nederlandse liberale democratie. Deze houding resulteerde in grote ergernis bij de protestanten.

Laten wij op dezelfde wijze van de Nederlandse moslims eisen dat ze onvoorwaardelijk kiezen voor Nederland en niet voor middeleeuwse figuren waar ook ter wereld die in het woord van Allah en de daden van Zijn Profeet het laatste oordeel vinden. Laat hen gedwongen kiezen voor positief burgerschap in een vrij land en niet voor een crimineel schaduwbestaan in een parallelle samenleving. Om dit te bereiken moeten we de jongeman steunen wiens naam mij zo verraste, niet de intolerante anti-discriminatiecharlatans -- zowel allochtoon als autochtoon -- die bij elke uiting van islamkritiek in de media direct moord en brand schreeuwen.

Daar heb ik persoonlijk geen gastvrij onthaal bij deze mensen thuis voor nodig.

zaterdag 5 juli 2008

Links, rechts, progressief, conservatief

Het zegt een hoop dat André Krouwel tracht de blits te maken met het feit dat hij The Economist leest -- naar eigen zeggen "niet bepaald verdacht van linkse sympathieën".

In zijn polemiek met HVV's one and only Duns laat André Krouwel, politiek wetenschapper aan de Vrije Universiteit, zien weinig inzicht te hebben in het politieke klimaat in ons eigen land en de Verenigde Staten. Met zijn analyse van de termen "links", "rechts", "progressief" en "conservatief" zorgt hij voor een hoop verwarring. Het ééndimensionale politieke spectrum met twee extremen voldoet namelijk niet aan het complexe beeld dat de politieke arena's van onze westerse samenlevingen bieden.

Krouwel schrijft hierover: "Ik gebruik inderdaad progressief-conservatief naast L/R. Je kunt de Amerikaanse invulling van de begrippen NIET zo maar in Nederland overplanten. Daar heet links bijvoorbeeld 'liberal'. Dergelijke begrippen hebben echt een andere betekenis."

Welnu, het Amerikaanse begrip "liberal" heeft een lange geschiedenis, waarin het is gedevalueerd naar een containerbegrip voor alle kwaden en kwalen in de maatschappij en met name de politiek waartegen Het Vrije Volk ageert. Samengevat komt het neer op excessieve overheidsbemoeienis en vrijheid zonder verantwoordelijkheid.

Maar oorspronkelijk was een liberal in de VS niet wezenlijk verschillend van een "liberaal" in Nederland: niet vijandig ten aanzien van de markt, maar tegelijkertijd sterk gelovend in maatschappelijke vooruitgang. Vanzelfsprekendheden moesten overboord kunnen worden gegooid, meenden zij, en een flinke dosis vrijheid, individualisme en secularisme konden de samenleving naar een hoger plan tillen. In Duns' woorden, "het idee dat er progressie mogelijk is vanuit [de Amerikaanse] samenleving" veronderstelt dat het volk kan worden verheven door het loslaten van tradities en vooruitgang op intellectueel, economisch, politiek en technologisch gebied. Het maakbaarheidsgeloof beperkt zich dus niet tot het marxisme. Dit is tevens het liberalisme dat The Economist huldigt.

Het Amerikaanse liberalisme heeft met de New Deal, de Great Society en met name tijdens de sociale revolutie van de jaren zestig een vrije val gemaakt. De studentenprotesten in die jaren vormden een radicale afkeer van de instituties die in de ogen van de jongeren het patriarchaat, de slavernij, de kloof tussen arm en rijk in de wereld en sexuele taboes hadden gefaciliteerd. De "onderdrukking" door staat en religie diende direct een halt te worden toegeroepen en ouderwetse mores dienden overboord te worden gegooid.

Het resultaat van deze revolutie was echter geen verheffing van het volk, maar een vrije val richting nihilisme, vrijheid zonder verantwoordelijkheden en de introductie van marxisme in academie en politiek. Het land dat altijd had geloofd in zijn grondwet, vaderlandsliefde en vrijheid, creëerde zijn eigen Femke Halsema's en Anja Meulenbelts, die zich welhaast verzopen in masochistische zelfhaat en hun wereld radicaal trachtten te herscheppen. Amerika kreeg een significante linkse vleugel -- "the New Left"--, die doordrong tot alle lagen van de bevolking.

Het veranderende politieke klimaat ontlokte als vanzelf een tegenreactie van conservatieven, die niet alleen in de toenemende overheidsinterventie in de nationale economie terecht een gevaar zagen, maar vooral ook in de culturele ommezwaai naar "vrijheid blijheid". Die legde zich vooral toe op het toeëigenen van rechten, niet van plichten. Sex, drugs and rock 'n roll, alle taboes moesten overboord. Abortus, éénoudergezinnen, adoptie door homostelletjes, prostitutie, drugsgebruik en euthanasie waren een kwestie van keuzes, die even legitiem waren als geheelonthouding en het stichten van een gezin. Niets mocht deze nieuw geaccepteerde levensstijlen nog langer in de weg staan, in de ogen van de New Left.

Deze ideeën hadden desastreuze gevolgen. Ze waren bedacht door elites, maar werden dankbaar overgenomen door de lagere klassen, waar ze een sociaal-culturele ramp veroorzaakten. Om een voorbeeld te noemen: tachtig procent van de pakweg vijftig miljoen Amerikanen die thans onder de zogenaamde "armoedegrens" bestaan, leeft in éénoudergezinnen. "Armoede" in de VS is vooral een cultureel, niet een economisch probleem: een gezin met twee minimuminkomens bevindt zich namelijk al boven de armoedegrens (en in de VS gaat het salaris meestal al na een paar maanden dienstverband omhoog). Toch blijven de liberals inzetten op sociaal-economische interventies om de armoede in de VS te bestrijden. "The more the plans fail, the more the planners plan," zoals Ronald Reagan het ooit treffend formuleerde.

Het begrip "rechts" heeft in de VS dus een andere betekenis dan enkel een streven naar inperking van overheidsinmenging in de economie. Men kan -- ook als rechtgeaard D66'er of VVD'er -- pleidooien houden vóór de vrije markt én voor legalisering van drugs en prostitutie. Dat is wat veel Democraten en ook libertariërs in de VS doen. Rechtse conservatieven menen echter dat de vrije samenleving niet kan functioneren zonder tradities, die moeten worden gecodeerd in religie en/of cultuur. Het traditionele gezin en een prudente levensstijl bieden de beste garanties voor succes in Amerika. Daar horen dus bepaalde (sexuele) taboes, zelfbeheersing en een strenge handhaving van de wet bij.

Deze analyse heeft gevolgen voor Krouwels weergave van het politieke klimaat in Nederland en de VS. Een politiek spectrum met twee assen in plaats van één benadert de realiteit heel wat beter dan het op één hoop gooien van de termen "rechts" en "conservatief". De horizontale as loopt dan van economisch links tot economisch rechts, terwijl de verticale as onder begint met cultureel conservatief en boven eindigt met cultureel progressief. Europese liberalen zoals die van de VVD en The Economist bevinden zich in een dergelijke grafiek op beide assen gematigd in de plus en dus ergens rechtsboven, terwijl Amerikaanse conservatieven zich ergens rechts onderin (zouden moeten) bevinden. Deze laatste stroming bevindt zich uiteraard ook in Nederland, al is ze hier marginaal.

Het is uiterst merkwaardig dat Krouwel het conservatisme in Nederland associeert met kreten als "tegen Fitna," "islam accepteren en respecteren" en "niet alles moet gezegd kunnen worden." Dit waren bij uitstek argumenten die linkse partijen en intellectuelen de afgelopen maanden te berde brachten in hun verzet tegen Geert Wilders en zijn Koranfilm. Het was onder anderen de conservatief Bart Jan Spruyt die zich fel uitsprak voor de vrijheid van meningsuiting en voor een kritische benadering van de intrede van de islam in Nederland. De linkse kerk toont zich daarentegen al een halve eeuw weinig tolerant jegens personen die het wagen haar ideologische dogma's te bekritiseren. Dat is precies waarom ze zo graag teruggrijpt naar misplaatste vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog.

En nu de linkse agenda van cultureel marxisme en relativisme volledig in duigen dreigt te vallen, heeft ze reeds een nieuw instrument in handen om haar ijzeren greep op de westerse samenlevingen verder te verstevigen: doembeelden van een allesverwoestende klimaatverandering, die op ons een moreel beroep doen om onze vrijheden op alle fronten in de uitverkoop te gooien. In Europa ziet het handjevol conservatieven en libertariërs met lede ogen aan hoe regeringsleiders in deze missie slagen. In de VS bieden conservatieven vooralsnog voldoende tegenwicht tegen deze totalitaire neigingen.

En die verdraaid rechtse Economist? Die huilt braaf -- net als alle Nederlandse kranten -- met de linkse wolven mee. André Krouwel kan dus terug naar de schoolbanken.

vrijdag 20 juni 2008

De inquisiteurs van Canada's mensenrechtencommissies

Terwijl de vrijheid van meningsuiting in Nederland wordt uitgehold, heeft een belangrijke affaire in Canada op dit podium helaas nog amper aandacht gekregen.

De enige (zijdelingse) verwijzing naar Ezra Levant op Het Vrije Volk is van Hans Besseling, die eind april een artikel van Bruce Bawer integraal op de site plaatste. Maar de beslommeringen die deze Canadees heden ten dage aan zijn hoofd heeft, bieden tevens een aardige illustratie van de richting die ons eigen land inslaat. Ook Levant mag zich namelijk verantwoorden bij de autoriteiten voor zijn publicaties, omdat islamitische radicalen zich erdoor beledigd voelden.

De timing kan amper toeval zijn: ongeveer tegelijkertijd diende het Canadian Islamic Congress een klacht in bij drie Canadese mensenrechtencommissies tegen het magazine Maclean's, dat een uittreksel van Mark Steyns America Alone had gepubliceerd. De Ontario Human Rights Commission (OHRC) heeft inmiddels verklaard dat deze zaak buiten haar jurisdictie valt. De federale commissie en die van Alberta moeten zich nog uitspreken over de aanklacht.

Hoewel de OHRC zich formeel dus niet wenste te bemoeien met de zaak, was de hoofdcommissaris niet te beroerd om Maclean's van stevige repliek te voorzien: "Stereotyping hurts the people and groups targeted, their families and their communities, and ultimately, all of us. In the post-9/11 world, we have seen more and more negative portrayals of Muslims and the rise of Islamophobia. Like racial profiling and other types of discrimination, ascribing the behaviour of individuals to a group damages everyone in that group. We have always spoken out on such issues."

De zaak tegen Ezra Levant ging lopen in 2006, toen de de Edmonton Muslim Council en Syed Soharwardy van de Islamic Supreme Council of Canada gezamenlijk een klacht indienden bij de Alberta Human Rights and Citizenship Commission (AHRCC). Levants magazine, de Western Standard, had het aangedurfd de Deense Mohammedcartoons te publiceren. Hoewel het blad zelf inmiddels ter ziele is gegaan, mocht hij zich persoonlijk komen verantwoorden voor het AHRCC.

Soharwardy, een Saoedische imam, is overigens een radicale moslim die streeft naar sharia-wetgeving in Canada. Op de ochtend dat de gewraakte editie van de Western Standard verscheen, debatteerden hij en Levant in een talkshow op de Canadese radio over de vrijheid van meningsuiting. Direct na de uitzending liep Soharwardy naar de politie om aangifte te doen van "belediging". Een concept als het democratische politieke debat heeft deze man van huis uit niet meegekregen; de zweep van de autoriteiten is het enige middel dat hij kent om tegenstanders te overtuigen van zijn standpunt.

Levants advocaten eisten vooraf dat hij zijn verhoor door de AHRCC zou mogen filmen en de commissie stemde daarmee in. Wat volgde, was een indrukwekkende show waarin Levant zijn gesprekspartner volledig te kijk zette. Negen-nul voor het vrije woord. Niet geheel onverwacht verscheen de film in delen op YouTube. Zo wist Levant tot ver buiten de Canadese landsgrenzen de aandacht op zich te vestigen. Zijn YouTube-filmpjes verspreidden zich als een lopend vuurtje over het internet en hij verscheen zelfs in een aantal Amerikaanse talkshows.

Om er een schepje bovenop te doen, verklaarde Levant ook op zijn weblog de oorlog aan de talrijke Canadese mensenrechtencommissies. Hij trekt onder meer de procedures die zij volgen, alsmede hun autoriteit, publiekelijk in twijfel. Ook beklaagt hij zich erover dat de juridische kosten die de klagende partij maakt geheel worden vergoed, terwijl de beklaagde zijn verdediging uit eigen zak moet bekostigen. Saillant detail is verder dat de AHRCC in haar hele bestaansgeschiedenis nog niet één klacht ongegrond heeft verklaard. (Wellicht is dat het logische resultaat van voornoemde financiële discrepantie.)

Eén incident waarvan Levant melding maakt op zijn weblog spant echter de kroon. Het vond plaats in een eerdere zaak in weer een andere mensenrechtencommissie en heeft betrekking op Giacomo Vigna, één van de rechters van die commissie. Midden in een getuigenverhoor verklaarde deze Vigna plots het volgende: "Sorry. Mr. Chair, I don't have the flu but I don't feel in a serene state of mind to proceed with the file today. I don't feel very well. I feel dizzy, I feel anxiety, and I am not in a serene state of mind to proceed with this file today." U leest het goed: "not in a serene state of mind." Toen de verdediging zich beklaagde over deze merkwaardige gang van zaken, was Vigna's reactie: "I feel insulted by that comment."

Naar aanleiding van Levants hilarische commentaar over dit incident stuurde Vigna een brief waarin hij dreigde met een nieuwe aanklacht wegens laster. Daarmee plaatste hij zijn eigen kinderachtige gedrag vermoedelijk voor een langere periode in de schijnwerpers.

Inmiddels heeft één van de klagers, Soharwardy, zijn aanklacht tegen Levant ingetrokken, omdat hij van mening was dat de zaak "volledig uit de hand" is gelopen (uiteraard niet dankzij hemzelf, maar vanwege Levants publieke verzet). De klacht van de Edmonton Muslim Council blijft niettemin staan. Bovendien heeft ook een voormalig collega van rechter Vigna Levant aangeklaagd wegens laster. En Levant zelf heeft inmiddels aangegeven dat hij desnoods doorprocedeert tot aan het Canadese Hooggerechtshof.

Deze zaak gaat ons allen aan. Nu Gregorius Nekschot naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde lot tegemoet gaat als Ezra Levant en het Openbaar Ministerie binnenkort besluit of het Geert Wilders gaat vervolgen, waagt ook in Nederland de staat zich op glad ijs. Het is maar te hopen dat een verstandige rechter deze (eventuele) aanklachten resoluut naar de prullenbak verwijst, maar eigenlijk is een strafzaak al een ruime stap te ver. De rechtspraak dient in dezen slechts de uiterste beteugeling van de staat binnen de vrije samenleving te vormen, niet een stuk gereedschap dat te pas en te onpas kan worden gehanteerd om burgers in het gareel te houden. Dit soort intimidatie noopt opiniemakers tot zelfcensuur, met funeste gevolgen voor de democratische rechtsorde, die niet kan functioneren zonder vrijheid van meningsuiting.

Afgezien van het feit dat geen mensenrechtenadvocaat of -commissie ooit opkomt voor mijn gekrenkte gevoelens iedere keer als imam Fawaz weer eens van zich doet spreken, kan men zich ernstig afvragen of de eisen van radicalen niet steeds verstrekkender zullen worden naarmate zij successen boeken in hun misbruik van het strafrecht in westerse landen. Een dergelijke ontwikkeling zal op haar beurt alleen maar méér onvrede scheppen onder de autochtone burgers. Ezra Levant verwoordde het treffend: "You know, it's not these cartoons that create hatred. It's radical muslims who blow things up, who torch my synagogue, who file nuisance suits. They're the ones who make people hate muslims. ... Because North Americans say: 'Yikes! If that's what Islam's about, I don't like it.'"

Laten we hopen dat mensen als Nekschot, Wilders, Steyn en Levant niet voorgoed de mond wordt gesnoerd.