
De reacties op mijn eerste artikel aan het adres van Frans Smeets -- het spijt me om het te moeten zeggen -- waren enigszins teleurstellend. Smeets zelf schijnt het niet gelezen te hebben, gezien de herhaling van misstappen die hij in zijn jongste schrijven begaat. Bert Brussen en Peter Breedveld zetten hun ridiculisering van HVV-scribenten en -lezers voort in de comments van laatstgenoemd stuk. Blijkbaar vormen de weinig inhoudelijke reacties van hun eigen vaste publiek op mijn eerdere epistel geen aanleiding om het misplaatste superioriteitsgevoel even te laten varen.
Ditmaal neemt Smeets de "Amerikaanse politiekfilosoof Francis Fukoyama" -- dat zijn twee taal- of schrijffouten in vier woorden -- op de korrel. Fukuyama schreef in 1989 in een artikel, in Smeets' woorden, "dat de ideologische tegenstelling met de val van het communisme als leidraad van de geschiedenis afgelopen was en dat het economisch en democratisch liberalisme met zijn individuele vrijheden de wereld zou gaan beheersen." Dit artikel werkte Fukuyama in 1992 uit tot het thans wereldberoemde boek The End of History and the Last Man.
De val van de Muur, betoogt Smeets in het vervolg van zijn stuk, leidde er niet alleen toe dat verstokte communisten in de Sovjetunie zélf hun ideologische principes in de uitverkoop gooiden in hun zucht naar rijkdom: ook "Wim Kok als ultieme linkse zwabber [wist] niet hoe snel hij zijn ideologische veren als een ongemakkelijke jas moest afgooien en gaf als een bezopen Jeltsin de gezamenlijke bezittingen aan een paar Nederlandse oligarchen." Het resultaat van deze ontwikkelingen was een hoge mate van corporatisme, niet alleen in verre oorden als Rusland en China, maar ook hier in Nederland. "Ondernemers willen geen individuele vrijheid (behalve voor henzelf) en democratie interesseert hen helemaal geen ene mallemoer. Ze willen gewoon verkopen, weinig regels en zo laag mogelijke belastingen."
"De westerse democratie met haar individuele vrijheden staat onder druk," concludeert Smeets. "De voormalige gedachte dat je deze nodig had voor een welvarende staat is veranderd in het idee dat dit laatste beter lukt bij een totalitaire overheid. De machtigste en rijke pilaar van de rechtse ideologie, die van vrijhandel, heeft haar voormalige geliefde (vrijheid en democratie) als een pooier aan de hoogste bieder verkocht. Het goedkope verraad van rechts, waardoor vrijheid en democratie niet langer ideologisch leidend zijn, maar zwaar in de verdrukking zitten."
Terloops krijgt ook Het Vrije Volk er weer van langs. Op HVV durft namelijk "werkelijk geen enkele ondernemer te adverteren. Dat zou ze toch eens aan het denken moeten zetten. Ook islamieten, overheid en links moeten namelijk eten. Zou zonde zijn om deze markt 'links' te laten liggen. HVV doet me soms een beetje denken aan de naïeve communisten van rond 1917 die zichzelf twintig jaar later, al scheldend op oude dogma's van een voorbije tijd, vrijwillig lieten executeren, puur en alleen omdat de Partij (vrijhandel) nu eenmaal geen fouten kon maken." En dat is wellicht ook ons lot, denkt Smeets: "Veel blogs, van HVV tot Indymedium, staan buiten dit spectrum waarin de overheid graag ziet dat je je begeeft. Het zou mij dan ook niet verbazen dat binnen tien jaar deze blogs, elkaar in hun stereotiepen beschimpend over rechtslinks tegenstellingen en omringd door de naakten van Jenny, door Google-Earth Security Services richting Goelagarchipel gestuurd zullen worden."
In de beleving van Frans Smeets bestaat de wereld dus uit marxisten en liberalen. De eersten hebben -- wellicht tot zijn spijt -- volledig aan geloofwaardigheid ingeboet, hetgeen leidde tot "het einde van het collectivisme en overheidssturing van links." Daarvoor in de plaats gekomen zijn de "oligarchen" die onze vrijheid en democratie (en waarschijnlijk nog hun eigen ziel) in de uitverkoop doen teneinde hun handelsbelangen te bevorderen. Andere mensen bestaan niet in de beleving van Smeets. (Men kan zich overigens afvragen waar, naar zijn inzichten, die vrijheid dan wél in goede handen zou zijn. Misschien toch maar een socialistische heilstaat? Of een vorm van "geleid kapitalisme"? Het is geen geringe opgave om voorbeelden te vinden van bastions van vrijheid buiten de samenlevingen van het Westen.)
De realiteit is uiteraard genuanceerder dan dat. Dat Smeets niet verder komt dan de tegenstelling tussen liberalisme en marxisme bevestigt het beperkte kader van het Verlichtingsdenken. Het scheppen van een samenleving (of internationale orde) volgens welk economisch en politiek-institutioneel stramien dan ook is niets anders dan een naïef maakbaarheidsgeloof. Dit moderne utopisme kon ontstaan omdat de Verlichting ervan uitging dat de ongekende successen in de natuurwetenschappen ook in de politieke filosofie konden worden behaald. De Verlichting begon in feite dan ook niet met Hobbes en Locke, maar met de grote natuurkundige Isaac Newton.
Het socialisme noch het liberalisme doet recht aan de menselijke conditie. Culturele aspecten spelen in deze economische theorieën nauwelijks een rol. Waar ze dat wel doen, is die rol slechts negatief: de morele en sexuele taboes van weleer, zo luidt het argument, dienden enkel om de emancipatie van de arbeider dan wel de totale vrijheid van het individu in de kiem te smoren. Toen in de jaren zestig de geest uit de fles kwam, gingen ook meteen alle remmen los. Sexuele losbandigheid, "vrijheid blijheid" en "grenzen verkennen" vormden het nieuwe devies. Oude hierarchieën maakten plaats voor culturele "progressie". Het idee dat die hierarchieën een bepaalde morele en culturele orde mogelijk maakten kwam niet op in de hoofden van liberalen en marxisten. In plaats daarvan sloten zij een monsterverbond om hun cultureel-liberale agenda door te voeren.
Dit progressivisme stond lijnrecht tegenover het conservatisme dat in de jaren vijftig nog dominant -- zij het reeds tanende -- was in het Westen. Dat betoogde, in de woorden van Edmund Burke, dat de samenleving een contract was tussen de doden, de levenden en de ongeborenen. Het in stand houden van de westerse culturele tradities vormde de beste garantie voor een duurzame sociale orde, meenden Burke en andere conservatieven. Voor zover sociale verandering wenselijk was, zo zei Churchill eens, was "K.M.T." het devies: "Keep Muddling Through".
Het conservatisme staat voor het besef dat een vrije samenleving niet kan functioneren zonder bepaalde mores en culturele homogeniteit. Zij is opgebouwd van onderaf, niet opgelegd door de staat. Een prudente levensstijl, waarin het gezin, een sterke werkethiek, democratisch burgerschap en een gezonde dosis gemeenschapszin centraal staan, is de enige essentiële voorwaarde voor het voortbestaan van de vrije samenleving. Het geloof en de gemeenschappelijke cultuur zijn bij uitstek geschikte doorgeefluiken voor een dergelijke levensstijl. Haalt men deze elementen weg, dan
holt men de samenleving uit en is het enige dat overblijft de hobbesiaanse anarchie, waarin een ieder enkel denkt aan zijn eigenbelang en de staat ziet als middel om dat eigenbelang te bevorderen. Libertarisch, liberaal, of marxistisch, wat moraal betreft zijn ze één pot nat.

De liberalen en marxisten hebben niettemin stevig hun stempel weten te drukken op de westerse beschaving. De elites die vanaf de jaren zestig de universiteiten en politieke partijen bevolken zijn bijzonder succesvol geweest in het afbreken van tradities en het produceren van nieuwe, middelmatige standaarden. Ze zijn vooral bedreven in activisme, dat zou moeten leiden tot de emancipatie van allerlei vermeend achtergestelde groepen in de samenleving. Onze professoren grossieren in zelfhaat, cultureel marxisme en het bevorderen van middelmaat. Het bestuderen van grote boeken op de letterenfaculteiten is er niet meer bij. Onze kunstenaars leggen niet langer de "sublieme en mooie" dingen des levens vast, maar zijn vooral meesters in "het breken van taboes," "vernieuwing" en "originaliteit", alsof het "breken van taboes" op zichzelf al een deugd vormt. Niet langer het vertoonde, maar het pseudo-intellectuele ego van de maker staat centraal. (Vandaar dat de moderne "kunst" de moeite van het aanzien doorgaans tweehonderd procent waard is.)
Dat dit monsterverbond van liberalen en marxisten funeste gevolgen heeft gehad voor de westerse beschaving kan nauwelijks een verrassing zijn voor Smeets en consorten. Waar de moderne staat aan de onderkant van de samenleving luie burgers heeft gecreëerd die hun 32-urige werkweek zien als een noodzakelijk kwaad en het liefst een uitkering zouden genieten, investeert de bovenkant zijn zuurverdiende centen liever in een lange vakantie in de zon en een dure sportwagen dan in de voortplanting van zijn eigen geslacht. En van hoog tot laag loopt een derde van alle huwelijken op de klippen, worden steeds meer kinderen buitenechtelijk geboren, neemt drugsgebruik toe en laven we ons aan de fast-food massacultuur. Maar ja, we leven in een vrij land; wie zijn wij om te oordelen over het gedrag van anderen?
Smeets' opvatting dat de grote multinationals en hun CEO's de grootste bedreiging vormen voor zijn vrijheid mag met recht een gotspe worden genoemd. Zijn eigen middelmaat producerende en moreel verderfelijke progressivisme is als enige schuldig aan het feit dat onze scholen en universiteiten hun pupillen niet langer bijbrengen wat vrijheid en democratie eigenlijk betekenen. Zonder de conservatieve enkeling die überhaupt nog de moeite neemt om de werken van Plato, Aristoteles, Thomas en Maimonides te bestuderen, zouden we met zijn allen allang zijn vergeten wat de fundamenten zijn van onze vrije samenleving.
Het resultaat van dit intellectuele en culturele verval is een meester in de rechten (!) die als minister van Justitie arrestatieteams afstuurt op mensen die in zijn ogen de vrijheid van meningsuiting misbruiken om anderen te kwetsen. Nog heel even en de destructieve geestesgesteldheid van lieden als Smeets gaat keihard in haar eigen staart bijten.