
De film over de Koran die debuterend regisseur Geert Wilders binnenkort in première laat gaan lijkt te ontaarden in een cultus die die van The Blair Witch Project verregaand overstijgt. Hoe is het toch mogelijk dat het hele land in rep en roer is over een amateuristische YouTube-rolprent van tien minuten, die waarschijnlijk zeven "hits" in een half jaar zou hebben gekregen als ik hem had gemaakt, en niet de controversiële PVV-voorman?
Het moet mij allereerst van het hart: ik vind Wilders een weinig inhoudelijke, oppervlakkige politicus die middels een steevaste exercitie in incidentenpolitiek het beeld van hemzelf als een Calimero tegen de grote boze gevestigde orde weet te versterken. Hij is geen groot redenaar en ook geen intellectueel. Op de website van de PVV zijn uitgebreide manifesten te vinden van de hand van Bart Jan Spruyt (die later in onmin de partij verliet), maar van al die diepgaande beschouwingen over de politiek in een vrije samenleving zien we heden ten dage weinig meer terug.
Nee, deze man is geen fascist, en voor een herhaling van '40-'45 ben ik dan ook niet bang. Maar hij kan desondanks nog niet in de schaduw staan van wijlen Pim Fortuyn, die veel welbespraakter en gefundeerder zijn standpunten uit de doeken deed, alsmede zich veel nadrukkelijker bereid toonde tot politieke compromissen. Ik ben, om het enigszins bot uit te drukken, niet van plan om mijn stem te verlenen aan een partij die straks met vijfentwintig zetels langs de zijlijn staat omdat de formatiebesprekingen op niets uit bleven lopen.

Ik had graag ooit een interview gezien van langer dan twintig seconden waarin Wilders rustig aan het publiek uitlegt waarom hij zijn opmerking dat de Koran een fascistisch boek is -- die niet geheel uit de lucht is gegrepen -- maakte (en eigenlijk ook waarom het inderdaad "knettergek" is om van een "joods-christelijk-islamitische traditie" te spreken). Ik vrees dat ik ook wat betreft zijn binnenkort te verschijnen film van een koude kermis zal thuiskomen; Wilders zal de inhoud vermoedelijk ondergeschikt maken aan het beoogde politieke gewin, te behalen uit de felle reacties van zijn tegenstanders.
Maar ondanks het feit dat geen mens iets weet over de daadwerkelijke inhoud, zijn de reacties in politiek en media niet mis, en deze zeggen iets over hoe het is gesteld met de vrijheid van meningsuiting in Nederland. Wanneer we de talloze officiële crisisscenario's naar aanleiding van de rolprent buiten beschouwing laten -- het is nu eenmaal de taak van de overheid om bedreigingen voor de nationale veiligheid serieus te nemen -- blijft alsnog een groot aantal ferme uitspraken in de media overeind staan.
Premiér Jan-Peter Balkenende verklaarde vrijdag in EénVandaag: "Als premier moet ik staan voor de vrijheden in dit land. Maar ik heb ook te maken met verdraagzaamheid, tolerantie en verantwoordelijkheid. Het is aan Wilders om te kijken wat hij daarmee doet." De Volkskrant voegde daaraan in zijn eigen bewoordingen toe: "Een film op voorhand verbieden, kan niet." Dat moest er inderdaad nog eens bijkomen. De krant schrijft verder: "Tijdens zijn wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad waarschuwde hij dat in de discussie over de Koranfilm van Geert Wilders geen levensovertuigingen en bevolkingsgroepen nodeloos mogen worden gekwetst. 'Daartegen zullen wij ons als kabinet altijd verzetten', zei Balkenende vrijdag na afloop van de ministerraad."
Eerder verklaarde minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin reeds, in de woorden van de Volkskrant, "dat het Wilders vrij staat om zijn mening te uiten, maar dat mensen ook een verantwoordelijkheid hebben voor de samenleving in het geheel. 'Bedenk wel wat de repercussies kunnen zijn', zo heeft hij het Kamerlid voorgehouden." Het misplaatste voorbehoud, tegenwoordig immer aanwezig bij referenties aan de vrijheid van meningsuiting, heeft ook in het kabinet-Balkenende-IV een trouwe bondgenoot gevonden.
Dit soort uitspraken krijgt een warm onthaal in de publieke opinie. De Leidse islamoloog Pieter Sjoerd van Koningsveld verklaarde woensdag jongstleden in de gratis krant DAG: "Wilders strafrechtelijk vervolgen voor zijn film is de enige manier om in het buitenland duidelijk te maken dat Wilders zijn opvattingen niet die van de Nederlandse overheid zijn." Het valt niet te hopen dat deze opmerking op zijn beurt weer navolging gaat krijgen in de politieke besluitvorming in Den Haag.
"De vergelijking van de Koran met Mein Kampf is een extreme belediging," aldus wolf in schaapskleren Tariq Ramadan in hetzelfde artikel. Men vraagt zich af waarom het betreffende werk van Adolf Hitler dan ongeveer het meestgelezen boek is in de moslimwereld, naast de Koran en de Protocollen van de Wijzen van Zion. Maar goed. Ramadan vervolgt: "Het enige doel dat Wilders daarmee heeft, is een woedende reactie te ontketenen en daarmee weer media-aandacht."
Anderen bevestigen dat de reacties vermoedelijk heftig zullen zijn. Maurits Berger van Instituut Clingendael voorziet "grote spanningen in de moslimwereld," aldus hetzelfde artikel. Of deze van eenzelfde aard zullen worden als de zogeheten cartoonrellen? "Dat is moeilijk te voorspellen," verklaart de Deense islamoloog Lars Erslev Andersen. "[De] Deense regering nam niet snel genoeg afstand van de cartoons." Die opvatting hangen ook de overige ondervraagden in het stuk aan. Ramadan heeft het volgende advies voor onze overheid: "Precies dat [doen] wat de Deense overheid niet deed, namelijk meteen afstand nemen van de cartoons." Volgens Van Koningsveld was dat "de grote fout die de Deense regering maakte."
Dat Tariq Ramadan een onruststoker is met een verborgen agenda was al langer duidelijk. Dat zijn autochtone collega's in Europa op vergelijkbare wijze de vrijheid van meningsuiting in de uitverkoop doen, is des te verontrustender. Maar dat de media hun mededelingen zonder tegenwicht doorspelen aan het grote publiek, is ronduit weerzinwekkend. Men zou verwachten dat juist kranten een belang hebben bij de wetenschap dat zij kunnen schrijven wat ze willen, zonder dat zij bang hoeven te zijn voor strafvervolging, maar kennelijk komt die gedachte niet op in de hoofden van 's lands redacteuren.
Nergens is de berichtgeving zo kritiekloos als bij de -- vermoedelijk niet toevallig -- staatsgefinancierde NOS. In het slot van haar korte artikel over Balkenende's woorden schreef zij: "Balkenende wees op onze traditie van vrijheid van meningsuiting, waarbij respectvol met elkaar wordt omgegaan." Of die zin nu de opinie van onze premiér of die van de NOS reflecteert (vermoedelijk beide), ze blijft een lege huls; vrijheid van meningsuiting en het zogenaamde "respect" staan soms op gespannen voet met elkaar, maar dat hoort nu eenmaal thuis in een land waar de grondwet bepaalt dat iedereen mag zeggen wat hij wil. Maar de pleitbezorgers voor "tolerantie" willen niet meer "tolerantie", ze willen dat mensen niet langer dingen zeggen waaraan anderen aanstoot kunnen nemen. Men zou het op zijn best "beleefdheid" kunnen noemen.
"Tolerant noemen we iemand die iets toestaat waar hij een bloedhekel aan heeft en die dat doet uit liefde of respect," aldus Andreas Kinneging (alleen voor abonnees). Het is dus tolerant van iemand wanneer deze een ander zijn vrijheid van meningsuiting laat beoefenen en niet oproept tot censuur, ook al zinnen diens ideeën de rest van de gemeenschap geenszins. Klinkt het bekend in de oren? Balkenende's herhaaldelijke pleidooien voor "verdraagzaamheid, tolerantie en verantwoordelijkheid" -- die eerste twee woorden betekenen overigens exact hetzelfde -- snijden geen hout, en impliceren in feite niets anders dan intolerantie van staatswege.
Hoe hebben de drie grote partijen in Nederland -- en het gros van het intellectuele establishment -- zich laten verleiden tot de dubbele moraal die zij momenteel hanteren met betrekking tot religiekritiek? Immers, de katholieken en protestanten hebben sinds de sociale revolutie van de jaren zestig evengoed hele lawines aan kritiek en spot over zich heen gekregen. Kennelijk was al die tijd het aanzien van christenen hoger dan dat van de Nederlandse moslims momenteel, want op veel politieke bescherming uit angst voor repercussies hebben zij niet kunnen rekenen. Er bestaat geen andere verklaring dan dat de Nederlandse elite zich heeft laten gijzelen door de dreiging met geweld -- in binnen- én buitenland -- door radicale moslims.

Zoals zo vaak zijn rampzalige ideeën die van bovenaf zijn doorgesijpeld naar de samenleving de oorzaak van situaties die in eerste instantie nooit waren voorzien. Het cultuurrelativisme beweert -- pakweg vanaf de jaren zestig -- dat alle oordelen over andere culturen tijd-, plaats- en ook weer cultuurgebonden zijn, en derhalve altijd subjectief. Kortom, wij mogen geen waardeoordeel vellen over de ons omringende culturen. Die waarneming spreekt zichzelf uiteraard tegen, omdat ook zijzelf weer een product is van onze tijd, plaats en cultuur, en in andere culturen dan ook schittert door afwezigheid. Geen enkele beschaving maakt zoveel omgekeerde propaganda voor zichzelf als het vrije Westen; kritische zelfreflectie komt in de islam simpelweg niet voor.
Geen cultuur vaart wel zonder etnocentrisme. Een gebrek aan gepaste trots op onze grote successen ontneemt ons tevens de ruggengraat om onze vrije samenleving te verdedigen tegen de illiberale krachten die haar bedreigen. Aangezien in het algemeen slechts weinig mensen zich laten leiden door nobele motieven, ligt het voor de hand om te constateren dat radicale moslims onze zwakte en zelftwijfel proeven, en op deze manier uitbuiten. Alan Dershowitz schreef het reeds in zijn boek Why Terrorism Works: islamitisch terrorisme boekt strategische successen, omdat deze methode de vermeende onderdrukking van de islam overal ter wereld in het Westen op de agenda heeft gezet. Sinds de eerste vliegtuigkapingen in de jaren zeventig zijn intellectuelen en politici in toenemende mate in de ban geraakt van het idee dat mensen die tot zulke daden in staat zijn wel moeten worden gedreven door extreme wanhoop.
Met andere woorden, we kunnen geen objectief oordeel vellen over de geweldzucht binnen de islamitische cultuur, maar moeten -- geheel volgens het cultuurrelativisme -- trachten deze ontwikkelingen te begrijpen. Zo is het geleidelijk aan bon ton geworden om de meest afschuwelijke misdaden begaan in naam van de islam goed te praten, en tegelijkertijd het bloedige verleden van de christelijke wereld aan te voeren als argument voor de stelling dat onze eigen beschaving helemaal zo beschaafd niet is. Maar het is van tweeën één; we kunnen misstanden uit het eigen verleden niet veroordelen terwijl het cultuurrelativisme ons verbiedt dat tevens bij misstanden binnen andere culturen ook te doen. Deze theoretische stroming is dan ook ontoereikend gebleken om een eerlijke en accurate analyse van de huidige problemen in de wereld te schetsen, laat staan om oplossingen te bieden.
Slechte ideeën laten zich echter moeilijk uitroeien. Terwijl Nederlandse bestuurders en intellectuelen nog altijd moeite hebben bovenstaande les te verwerken, spreekt de reactie van moslims op verscheidene facetten van de moderne samenleving intussen boekdelen, zeker wanneer we haar vergelijken met de gematigde reactie van de christenen op de monumentale maatschappelijke ontwikkelingen in het Westen gedurende de laatste vier decennia; christenen hebben zich niet opgetogen met bomgordels, zij hebben geen abortusklinieken opgeblazen, en ook Gerard Reve en Youp van 't Hek geen doodsbedreigingen gestuurd. Er bestaat kennelijk een dimensie binnen het islamitische geloof die wezenlijk verschilt met de christelijke religie. (Daarover hier meer van mijn hand.)
De islamitische immigranten in Nederland komen zonder uitzondering allen uit landen waar zowel een sterke religie als een autoritair werelds gezag het leven bepaalt. In ons land zijn zij in aanraking gekomen met een ongebruikelijk zachte hand der autoriteiten, en tevens met onze beschavingstwijfel en vermeend onvermogen om te oordelen over de culturen om ons heen. Aangezien moslims van kleins af aan meekrijgen dat de islam uiteindelijk de bestemming is van ieder mens op Aarde, en zij sinds het einde van Mohammeds leven niet meer in een minderheidspositie hebben verkeerd temidden van andere levensovertuigingen, zet de westerse blasfemie hun belevingswereld extreem op haar kop.

Voor sommigen onder hen is er maar één manier om het hoofd te bieden aan de moderne samenleving: teruggrijpen op de ondemocratische maar besluitvaardige resoluutheid van de religie en het seculiere gezag in het land van herkomst. En de middelen die zij aanwenden -- geweld dan wel dreigen met geweld -- blijken nog te werken ook. In plaats van dat Nederlandse politici zelfvertrouwen tentoonspreiden in hun verdediging van de kernwaarden van onze liberale democratie, blijven zij steken in vrome preken over respect en tolerantie. En de zelfbenoemde "islamologen" lopen om het hardst om de regering op te roepen zich nadrukkelijk te distantiëren van personen die tweedracht zaaien onder het volk, mochten die zich aandienen. Zelfs strafvervolging wordt genoemd als middel om ongewenste ideeën de kop in te drukken.
Het behoeft geen nader betoog dat de gang van zaken die zich hier presenteert de moslims in Nederland het gevoel geeft dat hun grieven een logisch gevolg zijn van het onverbeterlijke racisme van hun autochtone landgenoten. Omdat mensen al snel geneigd zijn oorzaken voor hun misère buiten zichzelf te zoeken, weten zij de knop die dit mechanisme in gang zet telkens weer zonder enige moeite te vinden. Wie denkt dat het problematische integratieproces gebaat is bij de herhaaldelijke mea culpa's van officiële zijde, begaat een grote fout; het ontneemt deze mensen namelijk de prikkel om de eigen verantwoordelijkheid voor hun maatschappelijke positie te erkennen. Bovendien lijkt mij het uitermate beledigend om te veronderstellen dat een hele bevolkingsgroep fungeert als kruitvat dat bij de geringste vonk explodeert, maar kennelijk is er verder niemand die een dergelijke gedachtegang beschouwt als racistisch.
Een groot deel van de Nederlanders schijnt te denken dat de spanningen tussen autochtoon en allochtoon een fenomeen zijn van ná Fortuyn en Van Gogh, dat nu door Wilders wordt opgeblazen tot grootse proporties. In dat geval zouden we de rust inderdaad kunnen laten terugkeren door de schuldigen tot paria's van de samenleving te degraderen, en hun woo
rden -- net als voorheen -- tot taboe. Maar een dergelijke gedachte doet geen enkel recht aan de realiteit. Ahmed Marcouch verklaarde onlangs in gratis dagblad De Pers: "Nederland denkt nieuwe fenomenen te ontdekken, maar het speelde al in de jaren tachtig. Niemand had er oog voor. In de moskee werd van alles geroepen. Van anti-semitisme tot oorlogstaal." Waarschijnlijk is er dus wat anders aan de hand, dat zich niet zo gemakkelijk de kop in laat drukken als Balkenende en Co. denken.

De huidige regering lijkt zich niet te realiseren dat haar excuses dit soort radicalisme legitimeren. De dreiging komt namelijk niet voort uit een gerechtvaardigd gevoel van onvrede, maar uit een totalitaire ideologie met fascistische trekjes en universele pretenties. Hoe meer autochtonen haar impliciet blijven goedpraten, hoe meer allochtonen haar zullen omarmen. Hoe meer wij ons bezondigen aan zelfcensuur, hoe meer zij om immer groeiende concessies zullen vragen. Zo simpel liggen de feiten.
De oproepen tot "respect" en "tolerantie" leiden niet tot duurzame vrede, maar tot tijdelijke stabiliteit. Wat ons te wachten staat nadat overmorgen de wapenstilstand ten einde komt, is de afwezigheid van geweld vandaag en morgen echt niet waard.